Dimlicht inschakelen:
De licht-donkergrens moet
over de volledige scherm-
breedte zo horizontaal mo-
gelijk langs de scheidingslijn
lopen. Corrigeer de koplam-
pinstelling zo nodig door mid-
del van de stelschroeven.
Groot licht inschakelen:
Het midden van de lichtbundel
van het groot licht moet op de
middelpuntmarkering liggen,
eventueel kunt u dit door
middel van de stelschroeven
corrigeren.
Wanneer het groot licht en
dimlicht beide kunnen worden
afgesteld, dient u aansluitend
nogmaals het dimlicht te con-
troleren.
Aanwijzingen
Met het Hella-koplampafstelap-
paraat kunnen alle koplampsy-
stemen worden gecontroleerd,
ook DE-, FF- en XENON-kop-
lampen.
17
Dimlicht inschakelen:
Bij koplampen met asymmetrisch
dimlicht moet de licht-donkergrens
de scheidingslijn van het testvlak
aanraken. Het knikpunt tussen het
links en het rechts omhooggaande
deel van de licht-donkergrens moet
op de loodlijn door de middelpunt-
markering (bovenste kruis) liggen.
Het lichte middelpunt van de
lichtbundel ligt daarbij rechts van
de loodlijn die door de middelpunt-
markering loopt.
Om het knikpunt eenvoudiger vast
te stellen kunt u de linkerkoplam-
phelft (in de rijrichting gezien) een
paar keer afwisselend afdekken en
weer vrijgeven. Vervolgens moet
het dimlicht nog een keer worden
gecontroleerd.
Groot licht:
Nadat de licht-donkergrens van
het dimlicht volgens de voor-
schriften is ingesteld, moet het
midden van de lichtbundel van
het groot licht op de middel-
puntmarkering (bovenste kruis)
liggen.
De op het controlescherm aan-
gegeven rechthoek komt overeen
met de grootte van het controlev-
lak, dat volgens de richtlijnen voor
de afstelling van autokoplampen
moet worden aangehouden.
Koplampen moeten na de afstel-
Mistlicht inschakelen:
De licht-donkergrens moet over
de volledige schermbreedte zo
horizontaal mogelijk langs de
scheidingslijn lopen. Corrigeer de
lampinstelling zo nodig door mid-
del van de stelmogelijkheid.
Groot licht inschakelen:
Het midden van de lichtbundel
van het groot licht moet op de
middelpuntmarkering liggen,
eventueel kunt u dit door middel
van de stelmogelijkheid corrige-
ren.
ling op het voertuig zodanig zijn
bevestigd, dat deze niet onopzette-
lijk kunnen worden versteld.
Na een reparatie van de voertuig-
vering moet altijd de koplampafstel-
ling worden gecontroleerd.
Dit wordt tevens aanbevolen nadat
Bij afzonderlijke groot-lichtmo-
dules (bijvoorbeeld in combi-
natie met bi-xenonkoplampen)
moet het groot licht conform de
aanwijzingen van de voertuigfa-
brikant worden afgesteld, omdat
er in dit geval verschillende
mogelijkheden kunnen zijn.
voor een koplamp een gloeilamp
is vervangen.koplamp een glo-
eilamp is vervangen.