5
Montage
5.1
Algemene aanwijzingen voor de montage
Voor het bevestigen van de JOST-koppelschoten op de montageplaat
of op het hulpchassis moeten 8 bouten M14 gebruikt worden, bij voor-
keur M14 x 1,5 van hardheidsklasse 10.9.
Deze moeten symmetrisch langs de lengte- en dwarsas van de koppel-
schotel gerangschikt zijn.
Wij adviseren om de lagerbokken in de lengte- en dwarsrichting en
de montageplaten in de lengterichting met spelingsvrije voorgelaste
schuifplaten te borgen. Hierbij dient de lasprocedure gehanteerd te
worden die door de voertuig- en montageplaatfabrikant is vastgelegd.
Het gebruik van de schuifplaten kan echter achterwege worden gela-
ten als de toegestane D-waarde niet volledig benut is en gewaarborgd
is dat het juiste aanhaalmoment van de bouten en daarmee de
correcte wrijvingssluiting bereikt wordt en altijd gehandhaafd blijft.
De boutverbindingen moeten om die reden zo uitgevoerd worden
dat de voorgeschreven aanhaalmomenten resp. voorspankrachten
langdurig aangebracht kunnen worden. In het algemeen geldt dat de
dikte van de laklaag in het vastzetgedeelte van de bouten niet meer
dan 120 µm per onderdeel mag bedragen.
De boutverbindingen dienen vanzelfsprekend volgens de laatste
stand van de wetenschap en de techniek tegen loskomen geborgd
te worden.
Afhankelijk van de toepassingssituatie moet een bijbehorende
versteviging worden aangebracht.
De koppelschotel moet zich vrij kunnen bewegen en mag tijdens
gebruik niet in aanraking komen met de montageplaat noch met
onderdelen van het chassis of het hulpchassis.
74
ZDE 199 002 136 – 05/2020
JSK 26 D