Niet-DDL automatische flitsstand
t
Monitorvoorfl itsen
• Monitorvoorflitsen kan als een niet-DDL automatische flitsstandoptie worden
geactiveerd of geannuleerd in de persoonlijke instellingen. (0B-17)
• De flitssterkte kan nauwkeuriger worden geregeld met monitorvoorflitsen.
De SB-910 geeft monitorvoorflitsen af voordat het feitelijke flitsen begint om
gegevens over het weerkaatste licht te verkrijgen.
• De functie voor monitorvoorflitsen moet worden geactiveerd wanneer de
automatische snelle FP-synchronisatie (0E-24) of de flitswaardevergrendeling
C
(0E-25) wordt gebruikt.
Afstandsbereik bij flitsopnamen in de niet-DDL automatische
flitsstand
C–9
Het afstandsbereik bij fl itsopnamen wordt
aangegeven door getallen en een balk op het
lcd.
• De feitelijke afstand flitser tot onderwerp
moet binnen het aangegeven bereik zijn.
• Het bereik hangt af van het ingestelde
beeldveld van de camera, het
verlichtingspatroon, de ISO-gevoeligheid, de
positie van de zoomkop en het diafragma.
Zie "Specificaties" voor meer informatie.
(0H-15)