5.2. Noodopstijgingen
In het onwaarschijnlijke geval dat uw duikcomputer tijdens een duik defect raakt, dient
u een gecontroleerde opstijging te maken zoals u dat bij uw opleiding aan een erkende
duikschool hebt geleerd. U kunt ook het volgende doen:
Beoordeel de situatie rustig en stijg direct op naar een diepte van minder dan 18
1.
meter.
Matig vanaf 18 meter uw stijgsnelheid tot 10 meter per minuut en stijg door tot
2.
een diepte van 3 tot 6 meter.
Blijf op deze diepte zolang als uw huidige voorraad lucht dat toelaat. Wacht na
3.
het bereiken van de oppervlakte ten minste 24 uur voordat u opnieuw gaat duiken.
5.3. Beperkingen van duikcomputers
De duikcomputer is gebaseerd op de meest recente inzichten over decompressie.
Ondanks gebruik van de modernste technologie kan een computer echter nooit de
feitelijke fysiologische gesteldheid van een individuele duiker bepalen. Alle momenteel
bekende decompressieschema's, waaronder de US Navy-tabellen, zijn gebaseerd op
theoretische wiskundige modellen die zijn bedoeld als richtlijn om de kans op
decompressieziekte te beperken.
5.4. Akoestische en optische alarmsignalen
De duikcomputer kan akoestische en optische alarmsignalen geven wanneer gevaarlijke
limieten of vooraf ingestelde waarden worden bereikt. De tabel hieronder geeft een
overzicht van de verschillende alarmsignalen en de betekenis ervan.
De visuele informatie op de duikcomputer wordt tijdens de pauze in het alarmsignaal
weergegeven om de batterij te sparen.
39