Hoge toeren-naald H
De motor wordt in de fabriek afgesteld op zeeniveau.
Wanneer wordt gewerkt op grote hoogte of onder andere
weersomstandigheden, temperaturen en
luchtvochtigheid kan het nodig zijn de hoge-toerennaald
een weinig af te stellen.
N.B.! Wordt de hoge-toerennaald te ver ingedraaid, kan
dat beschadigingen van zuiger en/of cilinder
veroorzaken.
Bij het testen in de fabriek wordt de hoge-toerennaald zo
ingesteld dat de motor voldoet aan de geldende wettelijke
eisen en tevens maximaal presteert. De hoge-toerennaald
van de carburateur wordt vervolgens vastgezet met een
bewegingsbegrenzer in maximaal uitgeschroefde stand. De
bewegingsbegrenzer beperkt de instelmogelijkheid tot
maximaal een halve slag.
Correct afgestelde carburateur
Een correct afgestelde carburateur houdt in dat de machine
zonder enige aarzeling accelereert en dat de machine een
ietsje "lalt" bij vol gas geven. Verder mag de ketting niet
roteren bij stationair draaien. Een te arm afgestelde L-naald
kan tot startmoeilijkheden en slecht accelereren leiden. Een
te arm afgestelde H-naald leidt tot een lager vermogen van de
machine, een slechte acceleratie en/of motorbeschadiging.
Controle, onderhoud en service van
de veiligheidsuitrusting van de
motorkettingzaag
Let op! Om service en reparaties aan de machine uit te
voeren, is een speciale opleiding nodig. Dit geldt vooral
voor de veiligheidsuitrusting van de machine. Als de
machine één van de volgende controles niet goed
doorstaat, raden wij aan dat u naar uw servicewerkplaats
gaat.
Kettingrem met terugslagbeveiliging
Controle van slijtage aan de remvoering
Maak de kettingrem en de koppelingtrommel vrij van
spaanders, hars en vuil. Vuil en slijtage hebben een negatieve
invloed op het remvermogen.
Controleer regelmatig of de dikte van de remvoering op de
meest versleten plaats tenminste 0,6 mm bedraagt.
32 –
Dutch
ONDERHOUD
Terugslagbeveiliging controleren
Controleer of de terugslagbeveiliging geen zichtbare
beschadigingen vertoont zoals materiaalbarsten.
Duw de terugslagbeveiliging naar voren en terug om te
controleren of hij makkelijk loopt en of hij stabiel verankerd is
bij zijn verbinding in het koppelingdeksel.
Controle van het traagheidsmechanisme
Hou de motorzaag, met de motor uit, boven een boomstronk
of een ander stabiel voorwerp. Laat de voorhandgreep los en
laat de motorzaag door zijn eigen gewicht, draaiend rond de
achterhandgreep, naar de stronk vallen.
Wanneer de punt van het zaagblad de stronk raakt, moet
de rem geactiveerd worden.
Remvermogen controleren
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en
start ze. Zorg ervoor dat de zaagketting niet in contact kan
komen met de grond of een ander voorwerp. Zie instructies
onder de kop Starten en stoppen.