11. Gebruik van de Wi-Fi-functie
[Wi-Fi setup] Menu
Configureer de instellingen die nodig zijn voor de Wi-Fi-functie.
De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is.
>
[Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi setup]
MENU
[Wi-Fi-wachtwoord]
U kunt de veiligheid verbeteren door de invoering van het password in te schakelen voor
een directe verbinding met een smartphone.
[ON]
[OFF]
• Als [ON] geselecteerd is, kunt u ook een verbinding instellen door een QR-code te scannen.
[PC-verbinding]
U kunt de werkgroep instellen.
Om beelden naar een PC te sturen, wordt een verbinding met dezelfde werkgroep als de
PC van bestemming vereist.
(De fabrieksinstelling is "WORKGROUP".)
[Werkgroepnaam
wijzigen]
[Terug naar
standaard]
• Als u een PC met standaardinstellingen gebruikt, is het niet nodig om de werkgroep te
veranderen.
[Toestelnaam]
U kunt de naam (SSID) van dit toestel veranderen.
1 Druk op [DISP.].
2 De gewenste inrichtingsnaam invoeren.
• Raadpleeg
P44
• Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden.
Verbindt de camera met de smartphone met gebruik van een SSID
en een password.
Verbindt de camera met de smartphone met gebruik van een
SSID.
(P152)
Voer de werkgroep van de PC in waarmee de verbinding gemaakt
wordt.
• Raadpleeg
P44
voor informatie over hoe lettertekens ingevoerd
moeten worden.
Herstelt de status van de fabrieksinstellingen.
voor informatie over hoe lettertekens ingevoerd moeten worden.
(P153)
169