Compact Cooler 4E / 5 / 5 Lite / 8
ATTENTIE
Bij de optie verwarming (Compact
Cooler 8): de controle van het niveau van
de koelvloeistof alleen bij uitgeschakelde
Webasto-verwarming/airconditioning Com-
pact Cooler 8 uitvoeren. D. w.z., de 2/3-
standenschakelaar moet in de neutrale
stand staan.
1. De installaties moeten volgens de
inbouwaanwijzing worden ingebouwd.
2. Door de inbouw van de airconditioning
wordt de hoogte van het voertuig ver-
hoogd. Let a.u.b. op de in de voertuigpapie-
ren aangegeven hoogtematen en zorg
indien nodig voor de vergunning.
3. Treden fouten in het koelmiddelcircuit
op, dan moet de installatie door een geau-
toriseerd vakbedrijf worden gecontroleerd
en regulier worden onderhouden. In geen
geval mag het koelmiddel in de vrije atmos-
feer worden afgelaten (zie § 8, FCKW-
Halon-verbodsverordening van 06-05-
1991).
2
4. Montage-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden evenals de werkzaamhe-
den aan het koelmiddelcircuit moeten door
deskundig personeel uit geautoriseerde
werkplaatsen worden uitgevoerd. Zij
mogen uitsluitend bij stilstaande motor en
uitgeschakelde stroomvoorziening worden
uitgevoerd. Bij werkzaamheden aan de
elektrische bedrading dient de accu te
worden afgeklemd.
5. Bij het omgaan met koelmiddel dient vei-
ligheidskleding en een veiligheidsbril te
worden gedragen.
6. Onafhankelijk van de bedrijfsduur van de
installatie is ook een verlies aan koelmiddel
ondanks dichte leidingaansluitingen moge-
lijk. Bij relatief grote koelmiddelverliezen in
korte intervallen kan worden aangenomen
dat er een lekkage in de installatie aanwezig
is.
7. Voor onderhoudswerkzaamheden aan
het airconditioningcircuit dienen uitsluitend
de in de inbouwaanwijzing vermelde
bedrijfsmiddelen, speciaal gereedschap als
ook accessoire-onderdelen te worden
gebruikt.
8. Zoals alle onderdelen van een voertuig is
ook de airconditioning aan een constante
belasting blootgesteld. Om een onberispe-
lijke werking van de installatie te garande-
ren en om beschadigingen van de onderde-
len te voorkomen, moeten regelmatig de
voorgeschreven onderhoudswerkzaamhe-
den worden uitgevoerd.
9. In geval van garantieaanspraken aan
onderdelen, die aan onderhoud onderhevig
zijn, dient te worden aangetoond dat alle
voorgeschreven onderhoudswerkzaamhe-
den zijn uitgevoerd.
10. Onafhankelijk van het tijdschema in de
inbouwaanwijzing moeten binnen de eerste
4 weken na de eerste inbedrijfstelling van
de dakairconditioner alle apparaatbevesti-
gingen en de aansluitingen van de koelmid-
delleidingen op goed vastzitten worden
gecontroleerd.