Kwaliteit van het verwarmingswater
Kwaliteit van het verwarmingswater
De samenstelling en de kwaliteit van
het systeemwater hebben een
rechtstreekse invloed op de prestaties
van het totale systeem en de levens-
duur van de ketel.
Voor de eerste vulling en het achteraf
bijvullen van de installatie kan
normaliter leidingwater met een
pH-waarde van 7 tot 8 worden gebruikt,
zolang het niet om sterk corrosief
(chloridegehalte van meer dan
150 mg / liter) of zeer hard water
(meer dan 24° dH, hardheid IV) gaat.
Bij de bevoegde waterdistributie-
maatschappij kan een drinkwater-
analyse worden aangevraagd.
Als het specifieke installatievolume
meer dan 20 liter/ kW verwarmings-
vermogen (vb. door de inbouw van een
buffervoorraad voor het verwarmings-
water) bedraagt, moet de maximum
toegelaten kalktoevoer door het vul- en
het aanvulwater volgens de
berekeningsmethode van de
VDI-richtlijn 2035 worden bepaald.
Eventueel moet het vulwater worden
onthard.
Er mogen geen chemische middelen
ter bescherming tegen corrosie
worden gebruikt.
Voor Oostenrijk geldt bovendien ook
nog ÖNORM H 5195-1.
Criterium
pH-waarde
hardheidsgraad
chloridegehalte
4
Onbekenden waterkwaliteit en
renovatie van bestaande installaties
Vaak zijn het de stoffen en de
toevoegsels in het warme water die
de werking en de levensduur van de
stookketel beïnvloeden.
Daarom is het van belang om:
•
bij het vervangen van de
installatie het oude systeem op te
warmen en daarna leeg te maken
of
•
na een vervanging van de
installatie het verwarmingsysteem
zorgvuldig te spoelen.
De installatie wordt het beste
onmiddellijk na de eerste
opwarming gespoeld.
Vloerverwarming
Als er zuurstofdichte buizen worden
gebruikt, kan een vloerverwarming-
systeem rechtstreeks worden
aangesloten. Er moet dan wel een
temperatuurbeveiliging voor de
vloerverwarming worden ingebouwd,
die de buizen/ de vloer tegen
oververhitting beschermt.
Als de uitvoering van de vloer-
verwarming niet bekend is (vb. bij
renovatie), moet er door middel
van een warmtewisselaar een
systeemscheiding tussen de ketel
en het vloerverwarmingsysteem
worden geïnstalleerd.
Toegelaten waarde
< 7 - 8
< 14 dH
< 150 mg/liter
Effect bij afwijking
corrosiegevaar voor componenten van de ketel en
verwarmingsinstallatie
-
verhoogde kalkafzetting
-
geringe levensduur van de ketel
corrosie legeringsmaterialen