Er zijn drie voorgeprogrammeerde standen (Stand 1, Stand 2 en Stand 3) beschikbaar en aangepaste
standen kunnen worden gedefinieerd in de DJI Fly-app. De standaardinstelling is Modus 2. In onderstaande
afbeelding staat uitgelegd hoe elke joystick moet worden gebruikt (Stand 2 wordt als voorbeeld gebruikt).
Joystick neutraal/middelpunt: De joysticks staan in de middenpositie.
Beweging van de joystick: De joystick wordt uit de middenpositie geduwd.
Afstandsbediening
(Stand 2)
Drone
(
Geeft de neusrichting aan)
DJI Mini 2 SE Gebruikshandleiding
Opmerkingen
Gashendel: U wijzigt de hoogte van de drone
door de linker joystick omhoog of omlaag te
bewegen.
Duw de stick omhoog om te stijgen en omlaag
om te dalen. Hoe verder de stick van de midden
positie wordt weggeduwd, hoe sneller de
drone van hoogte verandert.
Duw altijd voorzichtig tegen de stick om plots
elinge en onverwachte veranderingen in hoogte
te voorkomen.
Yaw-joystick (giering): Door de linker joystick
naar links of rechts te bewegen, bestuurt u de
richting van de drone.
Duw de joystick naar links om de drone tegen
de klok in te draaien en naar rechts om de drone
met de klok mee te draaien.
Hoe verder de joystick van de middenpositie
wordt weggeduwd, hoe sneller de drone zal
draaien.
Pitch-joystick (hellingshoek): Het hellen van
de drone wijzigt u door de rechter joystick
omhoog en omlaag te bewegen.
Duw de joystick omhoog om voorwaarts te
vliegen, en naar beneden om achterwaarts te
vliegen.
Hoe verder de joystick van de middenpositie
wordt weggeduwd, hoe sneller de drone zal
bewegen.
Rolstick: Het rollen van de drone wijzigt u
door de rechter joystick naar links of rechts te
bewegen.
Duw de joystick naar links om naar links te
vliegen en naar rechts om naar rechts te
vliegen.
Hoe verder de joystick van de middenpositie
wordt weggeduwd, hoe sneller de drone zal
bewegen.
©
2023 DJI. Alle rechten voorbehouden.
31