Model E kan ook het analoge uitgangssignaal gebruiken om andere aandrijf-
systemen aan te sturen. Aansluitklem 54(–) resp. aansluitklem 55(+) wordt aan-
gesloten op 34(–) resp. 33(+). Bij alle besturingseenheden dienen de DIP-scha-
kelaars te worden ingesteld volgens "Instellingen van de DIP-schakelaars".
2.2.10 Koudeterugwinning, zomer/winter-schakelaar
Met koudeterugwinning wordt de toestand bedoeld waarin de temperatuur van
de buitenlucht hoger is dan de temperatuur van de afvoerlucht. Door de
roterende warmtewisselaar op maximale toeren te laten draaien, wordt een koel-
effect verkregen op de aangevoerde lucht. De eenvoudigste manier om een kou-
deterugwinning functie te realiseren, is het gebruik van een externe regelaar
waarin deze functie is ingebouwd. De EMX-R wordt dan aangestuurd met
behulp van het stuursignaal, bijv. 0–10 V.
Als er bijvoorbeeld al een externe regelaar is geïnstalleerd, kan de koudeterug-
winning functie worden verkregen door een aparte differentiaalthermostaat aan
te sluiten, rechtstreeks op aansluitklem 36–37 van de EMX-R.
Model E heeft een ingebouwde differentiaalthermostaat. Dit maakt aansluiting
mogelijk van 2 NTC's van 2 kOhm (bijv. EGL 511), één in het buitenluchtka-
naal en één in het afvoerluchtkanaal, op de aansluitklemmen 51–53 van de
EMX-R. Wanneer de afvoerlucht kouder is dan de buitenlucht, draait de rotor
met maximaal toerental en wordt koude teruggewonnen. Als de afvoerlucht
warmer is dan de buitenlucht, de normale situatie, wordt het toerental geregeld
aan de hand van het stuursignaal en wordt warmte teruggewonnen.
2.2.11 Analoog uitgangssignaal (alleen model E)
0–20 mA of 0–10 V evenredig aan het toerental van de motor. Een volledige
uitslag, 20 mA of 10 V, wordt altijd verkregen bij het geselecteerde maximum-
toerental (60, 80 of 100% van het hoogst mogelijke toerental van de motor).
Een impuls van 0–20 mA of 0–10 V wordt gekozen met jumper J1 achter aan-
sluitklem 51–58 op de besturingseenheid.
2.2.12 Potentiometer met lage weerstand, 100 Ohm–
5 kOhm (alleen model E)
Voor besturing vanaf een potentiometer met een totale weerstandwaarde tussen
100 Ohm en 5 kOhm worden 3 kabels op aansluitklem 56–58 aangesloten. De
DIP-schakelaars 1–3 worden ingesteld zoals bij stuursignaal 0–10 V.
20
Installatie en aansluiting
Emotron AB 01-3333-03r2