2.1.1
Sensor voor rotatiecontrole
De magneet voor de rotatiesensor wordt vastgeschroefd aan de omtrek van de
warmtewisselaarrotor. Als de rotorkast magnetisch geleidend is, moet de mag-
neet worden geïsoleerd van de kast. De rotatiesensor dient zodanig te worden
geïnstalleerd dat de magneet passeert op een afstand van 5–8 mm (zie onder).
LET OP: De magneet en de rotatiesensor mogen niet worden geïnstalleerd
als de RotoSens in gebruik is, hetgeen betekent dat de ingebouwde elektro-
nische rotatiesensor wordt gebruikt, DIP-schakelaar 4 wordt gebruikt. Om
het rotortoerental weer te geven, moet een externe sensor worden gebruikt
(van toepassing voor Model E).
Rotor van warmtewisselaar
Fig. 2
Installatie van rotatiesensor
12
Installatie en aansluiting
Magneet
Rotatiesensor
5-8 mm
Emotron AB 01-3333-03r2