HET BEDIENINGSPANEEL GEBRUIKEN
OPMERKING
Als de configuratie-instellingen zijn beschermd met behulp van een key-operator programma (Veranderen
printerinstelling uitschakelen en Veranderen interfaceinstelling uitschakelen), kunnen de instellingen niet
teruggesteld worden op de fabrieksinstellingen en kunnen opgeslagen instellingen niet worden opgeroepen.
Gebruik de key-operator programma's om de beveiliging op te heffen.
Wanneer de instelling van de functies voor het inschakelen van protocollen, TCP/IP INSCHAKELEN, NetWare
INSCHAKELEN, EtherTalk (TokenTalk) INSCHAKELEN) wordt veranderd met behulp van de functie
"RESETTEN NAAR FABRIEKSINSTELLINGEN" of "CONFIGURATIE HERSTELLEN", zal de nieuwe instelling
pas geldig zijn nadat de printer is teruggesteld. Om de printer terug te stellen schakelt u de printer uit en na een
paar seconden weer in.
De "Resetten naar fabrieksinstellingen" instelling stelt de netwerkinstellingen niet terug. Om de
netwerkinstellingen terug te stellen op de fabrieksinstellingen, gebruikt u de "DE NIC TERUGSTELLEN"
functie.
Kopieerapparaat- en printer-modus
De KOPIËREN en AFDRUKKEN toetsen worden gebruikt om het kopieerapparaat/de printer in de
kopieerapparaat- of de printer-modus te zetten. De AFDRUKKEN indicator (zie figuur 4-1) licht op
wanneer het kopieerapparaat/de printer in de printer-modus staat, en de KOPIËREN indicator (zie
figuur 4-1) licht op wanneer de kopieerapparaat-modus geactiveerd is. De standaardinstelling is de
modus die in gebruik was toen het kopieerapparaat/de printer het laatst werd uitgeschakeld.
Wanneer de kopieerapparaat-modus actief is kunt u op de AFDRUKKEN toets drukken om de
printer-modus in te stellen. Wanneer een document naar de printer wordt gestuurd vanaf een
computer terwijl de kopieerapparaat-modus actief is en er op dat moment niet wordt gekopieerd,
zal er worden afgedrukt maar de kopieerapparaat-modus blijft actief.
Wanneer de printer-modus actief is en er geen document wordt afgedrukt, kunt u op de
KOPIËREN toets drukken om de kopieerapparaat-modus in te stellen.
Wanneer de printer-modus actief is en er een document wordt afgedrukt, wordt door op de
KOPIËREN toets te drukken de instelling veranderd naar de kopieerapparaat-modus, maar de
huidige afdruktaak wordt niet onderbroken totdat op de START toets is gedrukt. Nadat de
kopieeropdracht klaar is, zal de afdruktaak automatisch worden voortgezet, maar de
kopieerapparaat-modus blijft actief.
OPMERKING
Wanneer u kopieert, zal de afdruktaak worden voortgezet wanneer geen kopieerbediening wordt uitgevoerd
gedurende een ingestelde tijdsduur. Om het afdrukken onmiddellijk nadat het kopiëren klaar is voort te zetten,
drukt u op de AFDRUKKEN toets.
De printer on-line zetten
Wanneer de printer off-line staat, kan niet worden afgedrukt. Om de printer ON-LINE te zetten,
volgt u de onderstaande procedure.
1. Wanneer de printer in de kopieerapparaat-modus staat, drukt u op de AFDRUKKEN toets om
de printer-modus te selecteren.
Het basisscherm van de printer-modus wordt afgebeeld.
2. Druk op de "ON-LINE/OFF-LINE" toets op de interactieve display om de printer ON-LINE te
zetten.
3. Druk op de KOPIËREN toets om de kopieerapparaat-modus te selecteren.
Downloaded from:
http://www.usersmanualguide.com/
36