6. Instellingen
Instellingenmodus
In de instellingenmodus kunt u verschillende instellingen
wijzigen en aanpassen zoals u dat wilt.
1.
Opname-instellingen [12]
2.
Afspeelinstellingen [12]
3.
Apparaatinstellingen [13]
De instellingenmodus starten
1.
Druk in de stopmodus op de rechter functietoets
het venster met instellingen te openen.
2.
Druk op de knop Opnemen om All settings (Alle instel-
lingen) te selecteren.
Navigeren tussen instellingen
• Gebruik de knoppen omhoog/omlaag.
Een instelling selecteren
• Druk op de knop Opnemen.
Opname-instellingen
Scene (Scène)
Selecteer een scène aan de hand van de specifieke opna-
me-omstandigheden, bijvoorbeeld een college of een in-
terview. Iedere scène heeft ingestelde instellingen, zoals de
indeling of de gevoeligheid van de microfoon en dit kan niet
worden gewijzigd. Als u de instellingen van een scène wilt
wijzigen, moet u de scène Aangepast selecteren waar u ie-
dere instelling volgens uw eigen voorkeuren kunt definiëren.
Format (Indeling)
Selecteer de indeling van uw opname aan de hand van
specifieke opname-omstandigheden.
Mic sensitivity (Mic-gevoeligheid)
Pas de gevoeligheid van de microfoon van de VoiceTracer
aan. Selecteer de gevoeligheid aan de hand van het achter-
grondgeluid, het aantal opgenomen geluidsbronnen en de
afstand tussen geluidsbron en microfoons.
Limiter (Begrenzer)
Schakel deze functie in om te voorkomen dat de geluidsin-
put van opnames luider is dan het maximale geluidsniveau.
Als de opname plotseling het maximale geluidsniveau over-
schrijdt, wordt de gevoeligheid van de microfoon automa-
tisch verlaagd.
Noise cut (Ruisvermindering)
Schakel de functie Ruisvermindering in om achtergrondgel-
uiden tijdens het opnemen te reduceren. Hierdoor klinken
met name audio-opnames duidelijker.
Wind filter (Windfilter)
Schakel het windfilter in om windgeluiden te verminderen
als u opneemt in een omgeving met veel wind.
Folder (Map)
Selecteer de map waarin de opname moet worden opge-
slagen.
Voice activation (Spraakactivering)
Gebruik spraakactivering om de opname te starten als u
begint te spreken. Als u stopt met spreken, onderbreekt het
apparaat de opname automatisch na drie seconden stilte.
Het apparaat begint alleen weer op te nemen als u begint
te spreken.
Edit mode (Bewerkingsmodus)
om
Selecteer wat er moet gebeuren als u een opname bewerkt.
Pre-recording (Vooropname)
Als de vooropnamefunctie is ingeschakeld, begint het ap-
paraat een paar seconden voorafgaand aan de gebeurtenis
op te nemen.
Timer
Gebruik de timerfunctie om automatisch op te nemen op
een ingestelde datum en tijd. U kunt ook instellen wanneer
de opname moet stoppen.
Auto divide (Automatisch verdelen)
Tijdens opnames deelt de functie voor automatisch verde-
len de huidige opname op en slaat iedere 15, 30 of 60
minuten een nieuw bestand op.
Auto bookmark (Automatisch bladwijzer maken)
Gebruik de functie Automatisch bladwijzer maken om au-
tomatisch op geprogrammeerde tijdstippen bladwijzers te
maken.
External input (Externe invoer)
Kies tussen verschillende ingangsbronnen voor de beste
opnamekwaliteit in specifieke opnamesituaties.
Afspeelinstellingen
Play mode (Afspeelmodus)
Kies tussen verschillende afspeelopties.
Equalizer
Kies tussen de equalizer muziekopties Klassiek, Jazz, Pop,
of Rock.
ClearVoice
Activeer de ClearVoice-functie voor betere afspeelkwaliteit.
Dynamische nadruk op zachte passages verbetert de hoor-
baarheid van zachte stemmen.
12