7. De leiding altijd monteren tot aan de
gemarkeerde insteekdiepte.
De insteekdiepte markeren op de leidingen
zodat een eventuele beweging tijdig
opgemerkt kan worden. Indien de leiding-
stop is weggesneden om de elektrolasmof
te kunnen gebruiken als een glijmof, is
een correcte markering van de insteek-
diepte essentieel. Foutief ingestoken -
leidingen leiden tot een verlies aan smelt-
druk.
Afbeelding 53 De insteekdiepte markeren
8. De binnenzijde van de mof reinigen
met een zuivere doek en Wavin PE reiniger
Laat het reinigingsmiddel voldoende
drogen alvorens de verbinding te maken.
Afbeelding 54 De interne mof reinigen
met PE reiniger
26
26
www.wavin.be
www.wavin.be
Verbindingsmogelijkheden van het leidingsysteem
9. Als de leidingen te ovaal zijn, deze
opnieuw rond maken met een tijdelijke
leidingklem, vlak bij de mof bevestigd.
Deze tijdelijke klem kan verwijderd worden
na de afkoeltijd.
Afbeelding 55 Een tijdelijke leidingklem
installeren vlak bij de mof om de buis
opnieuw rond te maken
10. Iedere belasting of buiging op een
verbinding tijdens het lassen en afkoelen
voorkomen.
Zorg ervoor dat de geplaatste leidingdelen
goed bevestigd zijn alvorens de elektro-
lasverbinding te maken.
Afbeelding 56 Goede bevestiging vóór
het lassen
Als de lasprocedure onderbroken wordt,
eerst de oorzaak van de onderbreking
corrigeren, vervolgens de verbinding volledig
laten afkoelen alvorens opnieuw te lassen.
Installatie handleiding
11. De lasverbinding controleren op correcte
uitlijning, insteekdiepte en lasindicators.
De lasindicatoren tonen aan dat de lascyclus is
uitgevoerd, maar geven geen informatie over
de laskwaliteit. Deze hangt af van het naleven
van alle bovenstaande stappen en eisen.
Afbeelding 57 Inspecteren van insteekdiepte
en lasindicators
12.Tijdelijke leidingklem demonteren (indien
gebruikt).
afb. lichter ???
Afbeelding 58 Demonteren van tijdelijke
leidingklem
Bijzondere aandachtspunten bij elektrolassen:
1. De leidingen haaks afsnijden.
2. De leidingen correct schuren.
3. De leidingen, elektrolasmoffen en lasuitrusting
moeten dezelfde omgevingstemperatuur
hebben alvorens het lassen te starten (anders
kan de energie te groot of te laag zijn).
4. De verbinding mag geen axiale of buig-
belasting ondergaan tijdens het lassen en
afkoelen.
5. Buizen en hulpstukken dienen volledig droog
te zijn.