Beeldkwaliteit en -formaat
De beeldkwaliteit en het beeldformaat bepalen samen hoeveel ruimte elke foto in beslag
neemt op de geheugenkaart. Grotere afbeeldingen met een hogere kwaliteit kunnen op
groot formaat worden afgedrukt maar vereisen tevens meer geheugen, wat betekent dat
er minder van dergelijke foto's op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen.
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
Bestands
Optie
type
NEF (RAW) +
NEF/
Er worden twee afbeeldingen vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG Fijn
JPEG
JPEG-afbeelding kwaliteit Fijn.
Onbewerkte 12-bit gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de
NEF (RAW)
NEF
geheugenkaart opgeslagen. Instellingen zoals witbalans en contrast kunnen
na de opname worden aangepast.
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van ruwweg 1 : 4
JPEG Fijn
(beeldkwaliteit Fijn).
JPEG
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van ruwweg 1 : 8
JPEG
Normaal
(beeldkwaliteit Normaal).
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van ruwweg 1 : 16
JPEG Basis
(beeldkwaliteit Basis).
1
Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor. Druk
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
2
Geef de opties voor beeldkwaliteit weer.
Markeer de huidige beeldkwaliteit in het
informatiescherm en druk op J.
3
Kies een bestandstype.
Markeer een optie en druk op J. Druk de
ontspanknop half in om naar de opnamestand
terug te keren.
Beschrijving
P-knop
z
Informatiescherm
32