5
Druk de ontspanknop half in.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
camera selecteert de scherpstelpunten automatisch.
Als het onderwerp slecht belicht is, kan de flitser
opklappen en kan de AF-hulpverlichting gaan
branden.
6
Controleer de aanduidingen in de zoeker.
Wanneer de scherpstelbewerking is voltooid,
worden de geselecteerde scherpstelpunten kort
gemarkeerd, klinkt er een signaal (mogelijk klinkt er
geen signaal als het onderwerp beweegt) en
verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de
zoeker.
Scherpstelaanduiding
I
I (knippert)
Terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt het aantal resterende opnamen dat
in het buffergeheugen kan worden opgeslagen ("t"; 0 26) in de zoeker weergegeven.
A
Een zoomobjectief gebruiken
Zoom in op het onderwerp met behulp van de zoomring zodat
het onderwerp een groter deel van het beeld vult, of zoom uit
voor een groter zichtbaar gebied in de uiteindelijke foto
(selecteer een langere brandpuntsafstand op de schaal van de
brandpuntsafstand om in te zoomen, en een kortere
brandpuntsafstand om uit te zoomen).
Als het objectief is uitgerust met een knop voor de intrekbare
objectiefcilinder (0 8), houd dan de knop ingedrukt terwijl u aan
de zoomring draait totdat het objectief wordt ontspannen en
het rechts getoonde bericht niet langer wordt weergegeven, en
pas vervolgens zoom aan met behulp van de zoomring.
Beschrijving
Onderwerp is scherp.
Camera kan niet scherpstellen met
autofocus. Zie pagina 30.
Scherpstelaan-
Buffercapaciteit
duiding
Inzoomen
Zoomring
Uitzoomen
s
14