REMKO DZH
Inbedrijfstelling
De apparaten moeten voor
inbedrijfstelling op zichtbare
gebreken aan de bedienings- en
veiligheidsinrichtingen evenals
op correcte opstelling en juiste
elektrische aansluiting worden
gecontroleerd.
Met de bediening en bewaking van
de apparaten moet een persoon
worden belast die voldoende is ge-
instrueerd over de overeenkomstige
omgang met de apparaten.
LET OP
!
Bij gebreken die de bedrijfs-
zekerheid van de apparaten
in gevaar brengen, moeten de
apparaten direct buiten bedrijf
worden gesteld en moet de
toezichthoudende persoon op
de hoogte worden gesteld!
Stroomvoorziening van de
apparaten aansluiten
1. De bedrijfsschakelaar
in stand "0" (uit)
zetten.
2. De voedingsstekker van
het apparaat met
een correct
geïnstalleerd en
beveiligd
stopcontact verbinden.
230V/50 Hz
AANWIJZING
De elektrische aansluiting
van de apparaten moet
op een aansluitpunt met
aardlekschakelaar volgens VDE
0100, deel 55 geschieden.
AANWIJZING
Alle kabelverlengingen
mogen alleen in uit- resp.
afgerolde toestand worden
gebruikt.
6
Verwarmen zonder
ruimtethermostaat
De apparaten werken in
continubedrijf.
1. De meegeleverde busstekker [2]
met de thermostaatcontactdoos
[1] op het apparaat verbinden.
1
2
2. De bedrijfsschakelaar
in stand „I" (aan)
zetten.
Veiligheidsafstanden
Om een veilig bedrijf van het
■
apparaat te waarborgen, moet
een veiligheidsafstand van 1 m
rondom het apparaat, in acht
worden genomen
Een minimale afstand van 3 m moet
■
tot de uitblaasopening van het ap-
paraat worden aangehouden
Vloer en plafond moeten
■
brandwerend zijn
Aanzuig- en uitblaasdoorsnede
■
mogen niet kleiner worden
gemaakt of door vreemde voor-
werpen worden geblokkeerd
LET OP
!
De apparaten mogen
nooit in een brand- en
explosiegevaarlijke omgeving
worden gebruikt
AANWIJZING
Bij oververhitting van
het apparaat vindt er een
veiligheidsuitschakeling via de
branderautomaat plaats.
Paraffinevorming bij
lage buitentemperaturen
Ook bij lagere temperaturen moet
altijd een goed vloeibare stookolie
in voldoende hoeveelheid ter
beschikking staan.
AANWIJZING
Paraffinevorming kan reeds
plaatsvinden bij temperaturen
onder 5 °C.
Om dit te vermijden, moeten
preventieve maatregelen
worden getroffen.
Een tankverwarming is
optioneel als REMKO accessoire
verkrijgbaar.
De brandstoftank moet
■
met schone hete olie of
dieselbrandstof worden gevuld
Geen biodiesel gebruiken!
Voor het vullen mogen uitsluitend
■
schone en daarvoor geschikte
reservoirs worden gebruikt
Voor het starten van het apparaat
en elke tankvulling moet het
brandstoffilter op verontreiniging
of evt. paraffinevorming worden
gecontroleerd.
Het brandstoffilter vindt zich
tegenover vulaansluiting van de
tank.
Het vullen van de brandstoftank
mag uitsluitend plaatsvinden
met een geplaatst tankfilter in de
vulaansluiting.
AANWIJZING
Alleen schone brandstof via
een trechter met fijn filter
vullen.