UTIL1 GENERAL
Systeeminstellingen
UTIL1
≥≥≥≥GENERAL
In de sectie GENERAL kunt u parameters instellen die gelden
voor het gehele systeem. Druk op de pagina GENERAL (UTIL1)
op de knop [ENTER] om de acht pagina's met parameterin-
stellingen te openen (UTIL1-1 t/m UTIL1-8). Met de knoppen
[B]/[C] kunt u tussen deze pagina's navigeren.
Pagina Master Volume
UTIL1-1
UTIL1-1<GENERAL>
MasterVolume=127
1 Mastervolume
Gebruik deze parameter om het mastervolume van de interne
toongenerator van het instrument in te stellen. Als hier een
lage waarde wordt ingesteld, heeft de draaiknop VOLUME op
het voorpaneel slechts weinig effect op het verhogen van het
uitvoervolume.
Instellingen
0 t/m 127
Pagina Master Tune
UTIL1-2
UTIL1-2≥≥M.Tune=
+≥≥0.0(440.0Hz)
1
1 Master tune (M.Tune)
Gebruik deze parameter om de interne toongenerator te
stemmen (d.w.z. de basistoonhoogte in te stellen). De waarde
tussen haakjes toont de corresponderende toonhoogte (van de
A boven de centrale C) in Hertz.
Instellingen
-102.4 t/m +0.0 t/m +102.3
OPMERKING
• De term 'cent' verwijst naar één honderdste van een halve toon (d.w.z.
100 cent = 1 halve toon).
Pagina Startup Kit
UTIL1-3
UTIL1-3<GENERAL>
StartupKit=P001
1 StartupKit
Gebruik deze parameter om de kit op te geven die
automatisch geselecteerd moet worden wanneer de
DTX-MULTI 12 wordt aangezet. Kits worden geïdentificeerd
met een categorie (P voor Preset, U voor User) en een getal. U
kunt de cursor met de knoppen [B]/[C] verplaatsen om
deze afzonderlijk in te stellen.
Instellingen
P001 t/m P050 of U001 t/m U200
UTIL1-4
1 Opstartpatroon (StartupPtn)
Gebruik deze parameter om het patroon te selecteren dat
automatisch moet worden ingesteld wanneer de DTX-MULTI
12 wordt aangezet. Patronen worden geïdentificeerd met een
categorie (eP voor Preset, eU voor User) en een getal. U kunt
de cursor met de knoppen [B]/[C] verplaatsen om deze
afzonderlijk in te stellen.
Instellingen
UTIL1-5
1
1 Startup trigger (StartupTrg)
Gebruik deze parameter om de triggerinstelling te selecteren
die automatisch geselecteerd moet worden wanneer de
DTX-MULTI 12 wordt aangezet. Triggerinstellingen worden
geïdentificeerd met een categorie (P voor Preset, U voor User)
en een getal. U kunt de cursor met de knoppen [B]/[C]
verplaatsen om deze afzonderlijk in te stellen.
Instellingen
UTIL1-6
1 Variation-effect (var)
B Chorus-effect (cho)
C Reverb-effect (rev)
Met deze parameters kunt u op geven welke effecten worden
genegeerd wanneer Effect Bypass vanaf het voorpaneel is
geactiveerd (met de knoppen [SHIFT] en [KIT]). Als '---' voor
een type effect is geselecteerd, wordt dit effect niet genegeerd.
Instellingen
1
UTILITY-instellingengebied (UTIL)
Pagina Startup Pattern
UTIL1-4<GENERAL>
StartupPtn=©P001
eP001 t/m eP128 of eU001 t/m eU050
Pagina Startup Trigger
UTIL1-5<GENERAL>
≥StartupTrg=P01
P01 t/m P05 of U01 t/m U10
Pagina Effect Bypass
UTIL1-6≥≥FXByps=
≥≥var/cho/rev
1
2
3
---/var, ---/cho, of ---/rev
1
1
83
Gebruikershandleiding