8 Bedienings- en weergavefuncties
der 3 °C, dan schakelt de thermostaat na het verstrijken
van de vorstbeschermingsfunctie de verwarmingsfunctie
in. De CV-pomp is vrijgegeven. Is een tweede CV-circuit
aangesloten, dan zijn de CV-pomp en de CV-circuitmen-
ger vrijgegeven. De thermostaat regelt de gewenste ka-
mertemperatuur op de ingestelde Temperatuur nacht.
Ondanks ingeschakelde verwarmingsfunctie is de bran-
der alleen indien nodig actief. De verwarmingsfunctie
blijft ingeschakeld tot de buitentemperatuur boven 4 °C
stijgt, daarna schakelt de thermostaat de verwarmings-
functie opnieuw uit, maar de bewaking van de buitentem-
peratuur blijft actief.
–
Nachttemperatuur: de verwarmingsfunctie is ingescha-
keld en de gewenste kamertemperatuur wordt op de in-
gestelde Temperatuur nacht gezet en op de Tempera-
tuur nacht geregeld.
8.5.17 Koelen mogelijk activeren
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie → [CV
1 en evt. CV 2 ----] → Koelen mogelijk
–
Als een warmtepomp aangesloten is, kunt u de functie
Koelen gebruiken.
8.5.18 Minimale gewenste aanvoerwaarde koelen
instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie → [CV
1 en evt. CV 2 ----] → Min. gew. aanvoertemp. koelen
–
Als een warmtepomp aangesloten is, kunt u de gewenste
aanvoerwaarde voor de functie Koeling instellen.
8.5.19 Verwarmingsgrenstemperatuur dag aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie → [CV
1 en evt. CV 2 ----] → Max. CV temp. Dag
–
U kunt daar de vooringestelde temperatuur (Gewenste
temp dag + Zomerstand) aflezen, waarbij de CV-instal-
latie naar de zomerstand wisselt.
8.5.20 Verwarmingsgrenstemperatuur nacht
aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie → [CV
1 en evt. CV 2 ----] → Max. CV temp. Nacht
–
U kunt daar de vooringestelde temperatuur (Gewenste
temp nacht + Zomerstand) aflezen, waarbij de CV-in-
stallatie naar de zomerstand wisselt.
18
8.6
Systeemconfiguratie warmwatercircuit
8.6.1
Boiler instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Warm Water ----] → Boiler
–
Met deze functie kunt u een boiler voor het warmwatercir-
cuit activeren of deactiveren.
Als een boiler aan de CV-installatie aangesloten is, moet de
installatie altijd op actief ingesteld zijn.
8.6.2
Gewenste temperatuur voor boiler instellen
(gewenste temperatuur warm water)
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Warm Water ----] → Boiler tenp. Instel.
–
Met deze functie kunt u de gewenste temperatuur voor
een aangesloten boiler Gewenste temperatuur warm
water) vastleggen. Stel aan de thermostaat de gewenste
temperatuur zo in dat de warmtebehoefte van de exploi-
tant net gedekt wordt.
Aan de CV-ketel moet de temperatuur voor de boiler op de
hoogste waarde ingesteld zijn.
8.6.3
Werkelijke temperatuur van de boiler
aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Warm Water ----] → Boiler temp.
–
Met deze functie kunt u de gemeten boilertemperatuur
aflezen.
8.6.4
Status van de boilerlaadpomp aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Warm Water ----] → Boilerpomp
–
Met deze functie kunt u de status van de boilerlaadpomp
(aan, uit) aflezen.
8.6.5
Status van de circulatiepomp aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Warm Water ----] → CV-pomp
–
Met deze functie kunt u de status van de circulatiepomp
(aan, uit) aflezen.
8.6.6
Dag voor legionellabeveiligingsfunctie
vastleggen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie
[Warm Water ----] → Legionella bev. Dag
–
Met deze functie kunt u vastleggen of de legionellabe-
veiligingsfunctie op een bepaalde dag of dagelijks uitge-
voerd wordt.
Als de legionellabeveiliging geactiveerd is, dan worden op
de vastgelegde dag of het vastgelegde blok van dagen de
betreffende boiler en de betreffende warmwaterleidingen tot
op een temperatuur van meer dan 60°C opgewarmd. Hier-
voor wordt de waarde van de gewenste boilertemperatuur
Installatiehandleiding calorMATIC 470 0020116707_02