8.5.12 Stooklijn instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie [CV 1
en evt. CV 2 ----] → Stooklijn
–
Als de instelling van de stooklijn niet voldoende is om
het woonklimaat volgens de wensen van de gebruiker te
regelen, kunt u de bij de installatie uitgevoerde instelling
van de stooklijn aanpassen.
Als u de functie Adaptieve stooklijn activeert, dan wordt
de waarde van de stooklijn aan de isolatie van het gebouw
aangepast.
Aanvoertemperatuur
in °C
4.0 3.5 3.0 2.5
70
60
50
40
30
15
10
5
De afbeelding toont de mogelijke stooklijnen voor een ge-
wenste kamertemperatuur van 20 °C. Als bijv. de stooklijn
0.4 gekozen is, dan wordt bij een buitentemperatuur van -
15 °C op een aanvoertemperatuur van 40 °C geregeld.
Aanvoertemperatuur in °C
70
60
50
40
30
22
20
15
10
5
As a
18
Gewenste
temperatuur
Als de stooklijn 0.4 gekozen is en voor de gewenste kamer-
temperatuur niet 20 °C, maar 21 °C opgegeven is, dan ver-
schuift de stooklijn, zoals op afbeelding weergegeven is. Bij
de 45° hellende as a wordt de stooklijn parallel verschoven
overeenkomstig de waarde van de gewenste kamertempera-
tuur. Dat betekent dat bij een buitentemperatuur van -15 °C
de regeling voor een aanvoertemperatuur van 45 °C zorgt.
8.5.13 Minimale aanvoertemperatuur voor CV-
circuit instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie [CV 1
en evt. CV 2 ----] → Min. Temperatuur
–
Met deze functie kunt u een minimumwaarde voor de
aanvoertemperatuur voor elk CV-circuit aangeven die bij
de regeling niet onderschreden mag worden. De thermo-
staat vergelijkt de berekende aanvoertemperatuur met de
0020116707_02 calorMATIC 470 Installatiehandleiding
Stooklijnen
1.2
2.0 1.8
1.5
1.0
0.8
0.6
0.4
0.2
0.1
0
-5
-10
-15
-20
Buitentemperatuur in °C
0
-5
-10
-15
-20
Buitentemperatuur in °C
Bedienings- en weergavefuncties 8
ingestelde waarde voor de minimumtemperatuur en re-
gelt bij een verschil bij tot een grotere waarde.
8.5.14 Maximale aanvoertemperatuur voor
mengklepcircuit instellen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie [CV 2
----] → Max. Temperatuur
–
Met deze functie kunt u een maximumwaarde voor de
aanvoertemperatuur voor CV 2 aangeven die bij de re-
geling niet overschreden mag worden. De thermostaat
vergelijkt de berekende aanvoertemperatuur met de inge-
stelde waarde voor de maximumtemperatuur en regelt bij
een verschil bij tot een kleinere waarde.
8.5.15 Status van speciale modi aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie [CV 1
en evt. CV 2 ----] → Bijzondere functie
–
Met deze functie kunt u vaststellen of voor een CV-circuit
actueel een speciale modus (bijzondere functie), zoals
bijv. Party enz. actief is.
8.5.16 Regelingsgedrag buiten tijdvensters
opgeven
Menu → Installateurniveau → Systeem Configuratie [CV 1
en evt. CV 2 ----] → Systeem Auto uit
–
Met de functie kunt u het gedrag van de thermostaat in
de autostand buiten een actief tijdvenster voor elk CV-
circuit afzonderlijk opgeven. Fabrieksinstelling: Vorst-
besch.
U hebt de keuze uit drie regelingsmodi die u door het gebruik
van de kamerthermostaat nog verder kunt aanpassen:.
0.4
–
Vorstbescherming: de verwarmingsfunctie is uitgescha-
keld en de vorstbescherming is actief. De CV-pomp is
uitgeschakeld. Bij een aangesloten tweede CV-circuit
is de CV-pomp uitgeschakeld en de CV-circuitmenger
is gesloten. De buitentemperatuur wordt bewaakt. Als
de buitentemperatuur onder 3 °C daalt, dan schakelt de
thermostaat na het verstrijken van de vorstbeschermings-
vertragingstijd de CV-pomp gedurende 10 minuten in. Bij
een aangesloten tweede CV-circuit blijft de CV-circuit-
menger gesloten. Na het verstrijken van de tijd contro-
leert de thermostaat of de aanvoertemperatuur lager is
dan 13 °C. Is de temperatuur hoger dan 13 °C, dan wordt
de CV-pomp uitgeschakeld. Bij een aangesloten tweede
CV-circuit wordt de temperatuur van de temperatuurvoe-
ler VF2 geëvalueerd en de CV-pomp wordt bij een tem-
peratuur van meer dan 13 °C uitgeschakeld. Is de tem-
peratuur lager dan 13 °C, dan schakelt de thermostaat
de verwarmingsfunctie in en de CV-pomp wordt vrijgege-
ven. De thermostaat zet de gewenste kamertemperatuur
op 5 °C en controleert opnieuw of de buitentemperatuur
4 °C bereikt heeft. Is de buitentemperatuur hoger dan
4 °C, dan schakelt hij de verwarmingsfunctie en de CV-
pomp uit.
–
ECO: de verwarmingsfunctie is uitgeschakeld. Bij een
aangesloten tweede CV-circuit is de CV-pomp uitgescha-
keld en de CV-circuitmenger is gesloten. De buitentem-
peratuur wordt bewaakt. Daalt de buitentemperatuur on-
17