6
Selecteer een optie:
• Selecteer
als u het spoor wilt opslaan.
• Selecteer
als u het spoor wilt verwijderen.
Uw spoorlog aanpassen
U kunt de manier waarop uw toestel sporen weergeeft en
vastlegt aanpassen.
1
Selecteer Huidig spoor >
2
Selecteer een optie:
• Als u de kleur van het actieve spoor op de kaart wilt
wijzigen, selecteert u Kleur.
• Als u een lijn wilt weergeven op de kaart die uw spoor
aangeeft, selecteert u Toon op kaart.
3
Selecteer
> Sporen instellen > Opnamemethode.
4
Selecteer een optie:
• Als u de sporen automatisch en optimaal wilt laten
vastleggen, met variabele intervallen, selecteert u
Automatisch.
• Als u de sporen op basis van een opgegeven afstand wilt
vastleggen, selecteert u Afstand.
• Als u de sporen op basis van een opgegeven tijd wilt
vastleggen, selecteert u Tijd.
5
Selecteer Interval.
6
Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als u Automatisch hebt geselecteerd als
Opnamemethode, selecteert u een optie om sporen
vaker of minder vaak vast te leggen.
OPMERKING: De optie Vaakst geeft de meest
gedetailleerde sporen weer, maar neemt de meeste
geheugenruimte in het toestel in beslag.
• Als u Afstand of Tijd hebt geselecteerd als
Opnamemethode, voert u een waarde in en selecteert u
.
Navigeren met TracBack
Tijdens het navigeren kunt u terugnavigeren naar het begin van
uw spoor. Dat kan handig zijn als u de weg naar een kamp of
het begin van een wandelroute wilt terugvinden.
1
Selecteer Sporenbeheer > Huidig spoor >
Op de kaart wordt uw route van begin- tot eindpunt
aangegeven met een magenta lijn.
2
Navigeren met de kaart of het kompas.
Het huidige spoor opslaan
1
Selecteer Sporenbeheer > Huidig spoor.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer
om het hele spoor op te slaan.
• Selecteer
> Sla deel op en selecteer een gedeelte.
Informatie over sporen weergeven
1
Selecteer Sporenbeheer.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer
.
Het begin en het eind van het spoor worden met een vlag
aangegeven.
4
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
Er verschijnt informatie over het spoor.
Het hoogteprofiel van een spoor weergeven
1
Selecteer Sporenbeheer.
2
Selecteer een spoor.
2
.
®
> TracBack.
3
Selecteer
.
Een locatie in een spoor opslaan
1
Selecteer Sporenbeheer.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer
.
4
Selecteer een locatie in het spoor.
5
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
Er verschijnt informatie over de locatie.
6
Selecteer
> OK.
De kleur van het spoor wijzigen
U kunt de kleur van een spoor wijzigen om de weergave te
verbeteren of om dit spoor met ander spoor te vergelijken.
1
Selecteer Sporenbeheer.
2
Selecteer een spoor.
3
Select Kleur.
4
Selecteer een kleur.
Opgeslagen sporen archiveren
U kunt opgeslagen sporen archiveren om geheugenruimte vrij te
maken.
1
Selecteer Stel in > Sporen > Geavanc. instellingen >
AutoArchiveren.
2
Selecteer Indien vol, Dagelijks of Wekelijks.
Het huidige spoor wissen
1
Veeg in het scherm met het huidige spoor omhoog vanaf de
onderkant.
2
Selecteer Stop >
> Wis.
Een spoor verwijderen
1
Selecteer Sporenbeheer.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer
> Wis > Wis.
Via-punten
Via-punten zijn locaties die u vastlegt en in het toestel opslaat.
Een via-punt maken
U kunt een locatie als via-punt opslaan.
1
Tik op een locatie op de kaart.
2
Selecteer het tekstvak.
De weergavepagina wordt weergegeven.
3
Selecteer .
4
Selecteer zo nodig een veld om het te wijzigen.
5
Selecteer Sla op.
Een punt zoeken
1
Selecteer Via-puntbeheer.
2
Selecteer een waypoint in de lijst.
3
Selecteer indien nodig
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Spelzoeken om te zoeken met de naam van
het waypoint.
• Selecteer Selecteer symbool om te zoeken met het
waypointsymbool.
om uw zoekbewerking te verfijnen.
Via-punten