Een profiel verwijderen
1
Selecteer Stel in > Profielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Wis.
Systeeminstellingen
Selecteer Stel in > Systeem.
Satellietsysteem: Hiermee wordt het satellietsysteem ingesteld
op GPS, Satellietsysteem
pagina
10) of Demonstratiemodus (GPS uit).
WAAS/EGNOS: Hiermee wordt het systeem ingesteld op Wide
Area Augmentation System/European Geostationary
Navigation Overlay Service (WAAS/EGNOS). Ga voor meer
informatie over WAAS naar
/waas.html.
Taal voor tekst: Hiermee kunt u de taal selecteren voor de tekst
die op het toestel wordt weergegeven.
OPMERKING: Als u de teksttaal wijzigt, blijft de taal van door
de gebruiker ingevoerde gegevens of kaartgegevens
ongewijzigd.
USB-modus: Hiermee kunt u de massaopslagmodus of de
Garmin modus inschakelen op het toestel als er verbinding is
met een computer.
AA-batterijtype: Hiermee stelt u het batterijtype voor het toestel
in.
Over GPS en GLONASS
De standaard satellietsysteeminstelling is GPS. U kunt
Satellietsysteem gebruiken voor betere prestaties in moeilijke
omgevingen en snellere positiebepaling. Als GPS en GLONASS
worden gebruikt, kan de levensduur van de batterij sneller
afnemen dan alleen met GPS.
Scherminstellingen
Selecteer Stel in > Scherm.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijd instellen voordat
de schermverlichting uitgaat.
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.
Batterijbesparing: De gebruiksduur van de batterij wordt
verlengd door het scherm uit te schakelen wanneer de time-
out van de schermverlichting is verstreken
Batterijbesparing inschakelen, pagina
Weergave-instellingen
Selecteer Stel in > Presentatie.
Modus: Hiermee kunt u een lichte of donkere achtergrond
instellen, of automatisch overschakelen tussen de twee
achtergronden op basis van de zonsopkomst en
zonsondergang op de locatie waar u zich bevindt.
Dagkleur: Hiermee kunt u de kleur instellen voor selecties in de
dagmodus.
Nachtkleur: Hiermee kunt u de kleur instellen voor selecties in
de nachtmodus.
De toestelgeluiden instellen
U kunt het geluid voor berichten, toetsaanslagen,
afslagwaarschuwingen en alarmen instellen.
1
Selecteer Stel in > Geluid.
2
Selecteer het gewenste geluid voor ieder item.
Spoorinstellingen
Selecteer Stel in > Sporen.
10
(Over GPS en GLONASS,
www.garmin.com/aboutGPS
(De modus
12).
Opnamemethode: Hiermee selecteert u een methode om
sporen vast te leggen. Selecteer Automatisch om de sporen
met variabele intervallen vast te leggen voor een optimaal
resultaat.
Interval: Hiermee selecteert u een vastleginterval voor het
spoorlog. Bij frequenter vastleggen van spoorpunten ontstaat
er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook
sneller vol.
Auto Pause: Pauzeert het vastleggen van uw spoor
automatisch zodra u stopt met bewegen.
Automatisch starten: Hiermee kunt u automatisch een spoor
vastleggen zodra het toestel de satellieten heeft gevonden.
Geavanc. instellingen: Hiermee kunt u automatisch archiveren
instellen, opgeven wanneer reisgegevens moeten worden
opgeslagen, de indeling kiezen voor het vastleggen van een
spoorlog en reisgegevens herstellen.
Route-instellingen
Het toestel berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het
huidige type activiteit. De beschikbare route-instellingen zijn
afhankelijk van de geselecteerde activiteit.
Selecteer Stel in > Routebepaling.
Activiteit: Stelt een activiteit voor routebepaling in. Het toestel
berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het huidige type
activiteit.
Routeovergangen: Hiermee stelt u in hoe het toestel routes
bepaalt van het ene punt op de route naar het volgende.
Deze instelling is alleen beschikbaar voor sommige
activiteiten. Afstand hiermee wordt u naar het volgende punt
van de route geleid als u zich op een opgegeven afstand van
uw huidige punt bevindt.
Zet vast op weg: Zet het blauwe driehoekje, dat uw positie op
de kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
Koersinstellingen
U kunt de kompasinstellingen aanpassen.
Selecteer Stel in > Koers.
Scherm: Selecteer het type koersweergave voor het kompas:
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in.
Ga naar lijn/wijzer: Hier kunt u de peilingwijzer gebruiken die
de richting van uw bestemming aanwijst, of de koerswijzer
gebruiken die de relatie weergeeft tussen uw
bewegingsrichting en de koerslijn naar uw bestemming.
Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een
elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich
gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid
verplaatst.
Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw
kompas onregelmatig werkt, bijvoorbeeld nadat u lange
afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurschommelingen. Zie
pagina
5.
Hoogtemeterinstellingen
Selecteer Stel in > Hoogtemeter.
Automatische kalibratie: Voert automatisch een kalibratie uit
telkens wanneer u het toestel inschakelt. Het toestel blijft
automatisch de hoogtemeter kalibreren zolang het toestel
GPS-signalen vindt.
Barometermodus: Met Variabele hoogte kan de barometer
hoogteverschillen meten terwijl u onderweg bent. Vaste
hoogte gaat ervan uit dat het toestel stilstaat op een vaste
hoogte, zodat de barometerdruk alleen verandert door de
weersomstandigheden.
Het kompas kalibreren,
Het toestel aanpassen