Het aanraakscherm vergrendelen
U kunt het scherm vergrendelen om te voorkomen dat u per
ongeluk op het scherm tikt en functies activeert.
Selecteer
> .
Het aanraakscherm ontgrendelen
Selecteer
> .
Gevoeligheid van aanraakscherm instellen
U kunt de gevoeligheid van het aanraakscherm aanpassen aan
uw activiteit.
1
Selecteer Stel in > Toegankelijkheid >
Aanraakgevoeligheid.
2
Selecteer een optie.
TIP: U kunt de instellingen van het aanraakscherm testen
met en zonder handschoenen afhankelijk van uw activiteit.
Scherminstellingen
Selecteer Stel in > Scherm.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijd instellen voordat
de schermverlichting uitgaat.
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.
Batterijbesparing: De gebruiksduur van de batterij wordt
verlengd door het scherm uit te schakelen wanneer de time-
out van de schermverlichting is verstreken
Batterijbesparing inschakelen, pagina
De kaarten configureren
Hiermee kunt u de op het toestel geladen kaarten in- of
uitschakelen.
Selecteer Stel in > Kaart > Configureer kaarten.
Algemene kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart > Algemeen.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Selecteer Noord boven om het noorden boven
aan de pagina weer te geven. Selecteer Koers boven om uw
huidige reisrichting boven aan de pagina weer te geven.
Selecteer Automodus om een perspectief vanuit de auto met
de rijrichting naar de bovenkant van het scherm weer te
geven.
Dashboard: Selecteert een dashboard voor weergave op de
kaart. Elk dashboard bevat andere informatie over de route of
de locatie.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
Automatisch zoomen: Hiermee stelt u de weergave in op
automatisch zoomen.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart > Geavanc. instellingen.
Tekensnelheid: Hiermee kunt u de snelheid aanpassen
waarmee de kaart wordt getekend. Als kaarten sneller
worden getekend, neemt de gebruiksduur van de batterij af.
Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer
navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.
Selecteer voertuig: Hiermee kunt u het positiepictogram
wijzigen, waarmee uw positie op de kaart wordt aangegeven.
Het standaardpictogram is een klein blauw driekhoekje.
Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld voor
weergave van items op de kaart. Kaartitems worden niet
Het toestel aanpassen
Tekstgrootte: Hiermee wordt de tekstgrootte voor kaartitems
Aangepaste gegevensvelden en dashboards
Gegevensvelden bevatten informatie over uw locatie of andere
specifieke informatie. Dashboards zijn groepen gegevens die
handig kunnen zijn voor zowel specifieke als algemene taken,
zoals geocaching.
U kunt de gegevensvelden en dashboards van de kaart, het
kompas, de tripcomputer, het hoogteprofiel en de statuspagina
aanpassen.
Gegevensvelden op de kaart inschakelen
1
2
De gegevensvelden aanpassen
Voordat u de gegevensvelden op de kaart kunt wijzigen, moeten
ze worden ingeschakeld
inschakelen, pagina
1
2
3
(De modus
12).
Dashboards aanpassen
1
2
3
Profielen
Een profiel is een verzameling instellingen waarmee u het
gebruiksgemak van het toestel kunt optimaliseren. Voor
bijvoorbeeld jagen zijn de instellingen en weergaven anders dan
wanneer u het toestel gebruikt voor geocaching.
Profielen zijn gekoppeld aan de activiteitenschermen, inclusief
het startscherm.
Als u een profiel gebruikt en u instellingen zoals
gegevensvelden of maateenheden wijzigt, worden de
wijzigingen automatisch in het profiel opgeslagen.
Een profiel selecteren
Als u activiteiten wijzigt, zijn uw instellingen anders voor elk
profiel.
1
2
Een aangepast profiel maken
U kunt uw instellingen en de gegevensvelden voor een
bepaalde activiteit of route aanpassen.
1
2
De naam van een profiel wijzigen
1
2
3
4
weergegeven wanneer het zoomniveau van de kaart hoger is
dan het geselecteerde niveau.
ingesteld.
Veeg op de kaart omhoog vanaf de onderkant van het
scherm en selecteer
> Stel kaart in > Algemeen >
Dashboard.
Selecteer een gegevensveld.
(Gegevensvelden op de kaart
9).
Selecteer een pagina.
Selecteer een gegevensveld.
Selecteer een gegevensveld en een gegevensveldcategorie.
Selecteer bijvoorbeeld Reisgegevens > Snelheid -
Gemiddelde snelheid.
Selecteer een pagina.
Veeg op de kaart omhoog vanaf de onderkant van het
scherm en selecteer
> Stel kaart in > Algemeen >
Dashboard.
Selecteer een dashboard.
Veeg horizontaal in het startscherm.
Selecteer een profiel.
Selecteer Stel in > Profielen > Maak profiel > OK.
Pas uw instellingen en gegevensvelden aan.
Selecteer Stel in > Profielen.
Selecteer een profiel.
Selecteer Wijzig naam.
Typ de nieuwe naam.
9