12.1 Matrix configureren
Doel:
RAID (redundant array of independent disks) is een opslagtechnologie die componenten van meerdere
schijfstations combineert in één logische eenheid. Een RAID-installatie slaat gegevens op over meerdere harde
schijven om te voorzien in genoeg redundantie om gegevens te kunnen herstellen als er één schijf defect raakt. De
gegevens worden over de schijven gedistribueerd op een van de verschillende manieren, die "RAID-niveaus"
worden genoemd, afhankelijk van welk niveau voor redundantie en prestaties wordt vereist.
De NVR ondersteunt de schijfmatrix die door de software wordt gerealiseerd. U kunt naar behoefte de
RAID-functie inschakelen.
Voordat u begint:
Installeer de HDD('s) op de juiste wijze. Het wordt aanbevolen to om dezelfde HDD's van bedrijfsniveau te
gebruiken (inclusief model en capaciteit) voor het aanmaken en configureren van een matrix om betrouwbaar en
stabiel draaien van de schijven te behouden.
Inleiding:
De NVR kan alleen gegevens (zoals opnamen, foto's, logboekinformatie) opslaan op de HDD nadat u de matrix
hebt aangemaakt of u een netwerk-HDD hebt geconfigureerd (zie Hoofdstuk 13.2 Netwerk-HDD beheren). Ons
apparaat voorziet in twee manieren voor het aanmaken van een matrix, waaronder one-touch configuratie en
handmatige configuratie. Het volgende stroomschema toont de procedure voor het aanmaken van een matrix.
Selecteer matrixtype
RAID1, RAID5 en
RAID 10
Gebruiksaanwijzing Netwerkvideorecorder
Starte
Interface
schijfmodus
openen
Interface fysieke
schijf openen
Handmatig
aanmaken
Matrix aanmaken
voltooid
RAID 0
Initialisatie
matrix
Afbeelding 12.1 RAID werkstroom
171
RAID inschakelen
One-touch
aanmaken
Matrix aanmaken
voltooid
Initialisatie matrix voltooid
Interface
HDD-informatie
openen
Automatisch initialiseren HDD
Normale HDD
Einde