2)
Klik op Apply om de instellingen op te slaan.
3)
Klik op Refresh om de meest recente status van de poorttoewijzing te verkrijgen.
Afbeelding 11.22 UPnP™-instellingen voltooid - Automatisch
OPTIE 2: Handmatig
U kunt Manual selecteren als type toewijzing; u kunt op commando de externe poort bewerken door te
klikken op
om het dialoogvenster externe poortinstellingen te activeren.
Stappen:
1)
Selecteer Manual in de vervolgkeuzelijst van Mapping Type.
2)
Klik op
om het dialoogvenster externe poortinstellingen te openen. Configureer respectievelijk
het externe poortnr. voor de serverpoort, HTTP-poort, RTSP-poort en HTTPS-poort.
U kunt het standaard poortnr. gebruiken of het in overeenstemming met de feitelijke eisen
wijzigen.
Externe poort geeft het poortnr. aan voor poorttoewijzing op de router.
De waarde van het RTSP-poortnr. moet 554 zijn of zich bevinden tussen 1024 en 65535, terwijl
de waarde van de andere poorten zich tussen 1 en 65535 met bevinden de de waarde uniek moet
zijn. Als er meerdere apparaten worden geconfigureerd voor de UPnP™-instellingen onder
dezelfde router, dan moet de waarde van het poortnr. voor ieder apparaat uniek zijn.
Afbeelding 11.23 Dialoogvenster externe poortinstellingen
3)
Klik op Apply om de instellingen op te slaan.
4)
Klik op Refresh om de meest recente status van de poorttoewijzing te verkrijgen.
Gebruiksaanwijzing Netwerkvideorecorder
163