Dagen na de start van de
functie
29
De dagwisseling is altijd om 24:00 uur, ongeacht wanneer u
de functie start.
Na net-uit/net-aan start de vloerdroogfunctie met de laatste
actieve dag.
De functie eindigt automatisch als de laatste dag van het
temperatuurprofiel afgelopen is (dag = 29) of als u de start-
dag op 0 zet (dag = 0).
8.17.1 Drogen dekvloer activeren
1.
Druk op de ontstoringstoets.
2.
Houd bij opnieuw starten van het display de
net zolang ingedrukt, tot de taalkeuze wordt geopend.
3.
Stel de gewenste taal in. (→ Hoofdstuk 4.4.8)
4.
Druk op de
-toets, om de voedingsspanning van de
hulpverwarming te selecteren.
–
230 V
5.
Druk op de
-toets, om het vermogen van de hulpver-
warming te selecteren.
6.
Druk op de
-toets, om de startdag van het drogen
van de dekvloer te selecteren.
◁
Het drogen van de dekvloer wordt gestart en het
display toont de actuele aanvoertemperatuur en de
rechter statusbalk geeft de systeemdruk aan.
▽
Tijdens het actieve programma kunnen actuele
statusmeldingen van het systeem op het display
worden opgeroepen.
▶
Druk tegelijkertijd op de toetsen
de statusmeldingen weer te geven.
▽
De instellingen voor de functie kunnen tijdens het
actieve programma worden veranderd.
▶
Ga in de programmastappen terug, om de in-
stellingen of de actuele dag te veranderen.
◁
Wanneer het drogen van de dekvloer tot dat 29
succesvol is verlopen, wordt in het display de mel-
ding Drogen dekvloer beëindigd weergegeven.
▽
Wanneer in het verloop van het drogen van de dek-
vloer een fout optreedt, wordt in het display de mel-
ding Fout getoond.
▶
Kies een nieuwe startdag voor het drogen van
de dekvloer of onderbreek de procedure.
8.18
Koelmodus activeren
▶
Ga naar het bedieningsveld van de binnenunit.
▶
Navigeer naar: Menu → Installateurniveau → Toestel
configuratie → Koelingstechnologie.
▶
Kies: Actieve koeling.
▶
Wanneer het een warmtepompcascade betreft, voer dan
deze instelling voor elke warmtepomp met koelfunctie uit.
Voorwaarde: Systeemthermostaat aangesloten
▶
Activeer in het menu van de systeemthermostaat de
koelmodus, → installatiehandleiding systeemthermostaat.
40
Gewenste aanvoertempera-
tuur voor deze dag [°C]
25
-toets
en
, om
8.19
Optionele systeemthermostaat in gebruik
nemen
Volgende werkzaamheden voor de ingebruikneming van het
systeem werden uitgevoerd:
–
De montage en elektrische installatie van de systeem-
thermostaat en van de buitentemperatuurvoeler is afge-
sloten.
–
De ingebruikneming van alle systeemcomponenten
(behalve systeemthermostaat) is afgesloten.
Volg de installatieassistent en de gebruikers- en installatie-
handleiding van de systeemthermostaat.
8.20
Vuldruk in afgiftecircuit weergeven
Het product beschikt over een druksensor in het CV-circuit
en een digitale drukindicatie.
▶
Selecteer Menu Monitoren, om de vuldruk in het afgifte-
circuit weer te geven.
◁
Voor een correct functioneren van het afgiftecircuit
moet de vuldruk tussen 1 bar en 1,5 bar liggen. Als
de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen uit-
strekt, dan kunnen hogere waarden voor de vuldruk
vereist zijn om lucht in de CV-installatie te vermijden.
8.21
Functie en dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶
Controleer de CV-installatie (warmteopwekker en instal-
latie) en de warmwaterleidingen op dichtheid.
▶
Controleer of de afvoerleidingen van de ontluchtingsaan-
sluitingen correct geïnstalleerd zijn.
8.21.1 CV-bedrijf controleren
▶
Neem de installatiehandleiding voor de systeemregelaar
in acht.
8.21.2 Warmwaterbereiding controleren
▶
Neem de installatiehandleiding voor de systeemregelaar
in acht.
9
Aanpassing aan de CV-installatie
9.1
CV-installatie configureren
De installatieassistent wordt bij het eerste inschakelen van
het product gestart. Na het beëindigen van de installatieas-
sistent kunt u in het menu Toestel configuratie o.a. de pa-
rameters van de installatieassistent verder aanpassen.
Om de door de warmtepomp gegenereerde waterdoorstro-
ming aan de betreffende installatie aan te passen, kan de
maximaal beschikbare druk van de warmtepomp in de CV-
en warmwaterfunctie worden ingesteld.
Deze beide parameters kunnen worden opgeroepen
via Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie.
Het instelbereik ligt tussen 200 mbar en 900 mbar. De warm-
tepomp werkt optimaal, als door de instelling van de be-
schikbare druk de nominale doorstroming bereikt kan wor-
den (Delta T = 5 K).
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020276048_04