8
STORINGEN
8.1
Laatste storing tonen
Breng het toestel met de
toets in de uit-stand en druk de
De rode storings-LED brandt continue, en de laatste storingscode wordt knipperend op het temperatuursdisplay getoond.
Indien het toestel nog nooit een vergrendelende storing heeft gedetecteerd, wordt geen code getoond.
De laatste vergrendelende storing kan gewist worden door tijdens het indrukken van de
8.2
Storingscodes
Als de storings-LED knippert detecteert de branderautomaat een fout. Op het temperatuur display wordt een storingscode weergegeven.
Als de storing is verholpen kan de branderautomaat opnieuw gestart worden door op de reset
De volgende fouten worden onderscheiden:
Temperatuur display
Omschrijving
10, 11, 12, 13, 14
Sensorfout S1
20, 21, 22, 23, 24
Sensorfout S2
0
Sensorfout na zelf controle
1
Temperatuur te hoog
2
Verwisseling S1 en S2
4
Geen vlamsignaal
5
Slecht vlamsignaal
6
Vlam detectie fout
8
Ventilatortoerental niet juist
27
Kortsluiting buitenvoeler
29,30
Gasklep relais defect
Vervang defecte onderdelen uitsluitend voor de originele onderdelen.
Het niet of onjuist monteren van de sensoren S1 en/of S2 kan leiden tot ernstige schade.
Brink Climate Systems BV
toets in.
toets de
Mogelijke oorzaak/oplossing
Toestel staat uit.
•
Lucht in de installatie. Ontlucht ketel en cv-installatie.
•
Controleer de bevestiging van klem ntc om de warmwaterbuis.
•
Controleer bedrading op breuk.
•
Vervang S1.
•
Controleer bedrading op breuk.
•
Vervang S2.
•
Vervang S1 en/of S2.
•
Lucht in installatie. Ontlucht ketel en cv-installatie.
•
Pomp draait niet. Steek met een schroevendraaier in de gleuf van de as van de
•
pomp en draai de as. Controleer de bedrading tussen de pomp en de
branderautomaat.
Te weinig doorstroming in installatie, radiatoren dicht, pompstand te laag.
•
Controleer kabelboom.
•
Vervang S1 of S2.
•
Gaskraan dicht.
•
Gasvoordruk te laag of valt weg. Lager dan 20 mbar.
•
Condensafvoer verstopt.
•
Controleer ontsteekunit en ontsteekkabel.
•
Geen of niet goede ontsteekafstand.
•
Gasblok of ontsteek unit krijgt geen spanning.
•
Controleer aarding.
•
Condensafvoer verstopt.
•
Gasvoordruk te laag of valt weg. Lager dan 20 mbar.
•
Controleer ontsteekunit en ontsteekkabel.
•
Afstelling gasblok controleren.
•
Controleer aarding.
•
Controleer luchttoevoer en rookgasafvoer i.v.m. mogelijke recirculatie van
•
rookgassen.
Vervang ontsteekkabel + bougiedop.
•
Vervang ontsteekunit.
•
Vervang branderautomaat.
•
Ventilator loopt aan tegen mantel isolatie.
•
Bedrading tussen ventilator en mantel.
•
Controleer bedrading op slecht contact draad.
•
Controleer en/of vervang ventilator.
•
Vervang branderautomaat.
•
Controleer de bedrading van de buitenvoeler.
•
Vervang buitenvoeler
•
BRINK WTW koppelstuk aangesloten.
•
Branderautomaat is ongeschikt voor deze toepassing.
•
Vervang branderautomaat voor de juiste versie.
•
Vervang branderautomaat.
•
toets kort in te drukken.
toets te drukken.
56