H
ET APPARAAT CONFIGUREREN
M
INIMALE CONFIGURATIEVEREISTEN
Voor een optimaal gebruik van uw MFP hebt u de volgende configuratie nodig:
Voor het verzenden van faxen:
een telefoonlijnverbinding.
Voor het verzenden van e-mails:
>
TCP/IP-netwerk
>
Een SMTP-server en optioneel een POP3-server
Voor het archiveren van documenten via een intranet:
>
Omgeving met het FTP-, HTTP- of CIFS-protocol
>
Windows 2000, Windows XP, Windows Vista*, HTTP- of FTP-server.
* CIFS wordt niet ondersteund.
P
RECONFIGURATIEGEGEVENS
A
LGEMEEN
Er zijn geen standaardpincodes of -wachtwoorden, de systeembeheerder moet deze de
eerste keer instellen.
F
AX INSTELLEN
Uw MFP moet correct worden ingesteld om met het apparaat te kunnen faxen. U moet de
volgende parameters instellen voordat u de faxfunctie kunt gebruiken:
>
Datum en tijd
>
Landcode
>
Station-id en -nummer
Zie
'De eerste keer instellen' op pagina 25
N
ETWERK INSTELLEN
Voor de functies voor scannen naar e-mail en scannen naar FTP moet tevens het MFP
correct worden ingesteld in uw netwerk. U moet de volgende netwerkparameters instellen
zodat andere netwerkapparaten het MFP kunnen vinden in het netwerk:
1.
DHCP ingeschakeld:
2.
IP-adres: .
.
3.
Subnetmasker:
4.
Gateway-IP:.
5.
DNS-server:.
6.
SMTP-server:.
7.
SMTP-poort:25
8.
POP3-server: .
9.
POP3-poort:110
....
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Het apparaat configureren.... > 20
voor details.