vanuit Windows-toepassingen, kan deze functie worden ingeschakeld in de
stuurprogramma-instellingen. Bij het afdrukken vanaf andere systemen kunt u deze functie
inschakelen in het menu Afdrukken.
Indien lade 2/3 is geplaatst, kunt u deze verwijderen en vullen terwijl het papier wordt
ingevoerd vanuit lade 1. U kunt lade 1 niet verwijderen terwijl het papier wordt ingevoerd
vanuit lade 2/3 omdat onderdelen van lade 1 worden gebruikt om het papier vanuit lade 2
te geleiden. Dit geldt ook voor lade 2 wanneer papier wordt ingevoerd vanuit lade 3.
U
NIVERSELE CASSETTE
In de universele lade kan papier met dezelfde formaten worden gebruikt als in de
cassetteladen, maar kan zwaarder papier worden gebruikt tot maximaal 220 g/m². Voor
heel zwaar papier moet u de uitvoerlade aan de achterzijde gebruiken. Als u deze stapelaar
gebruikt, wordt het papier in een vrijwel rechte baan door de printer geleid.
In de universele lade kan papier met een breedte van minimaal 64 mm en een lengte van
maximaal 1320 mm (voor het afdrukken van banners) worden gebruikt.
Gebruik voor papier dat langer is dan 431,8 mm een papiersoort met een gewicht tot
maximaal 128 g/m² en het uitvoervak aan de achterzijde.
Gebruik de universele cassette voor het afdrukken van enveloppen en transparanten. Er
kunnen maximaal 50 transparanten of 10 enveloppen tegelijk worden geladen, waarbij de
stapel niet hoger mag zijn dan 10 mm.
Papier of transparanten moeten met de afdrukzijde omhoog en met de bovenzijde als
eerste in de printer worden geplaatst. Gebruik niet de functie voor dubbelzijdig afdrukken
(duplex).
U
(
ITVOERVAK
AFDRUKZIJDE NAAR BENEDEN
In het uitvoervak aan de bovenzijde van de printer kan maximaal 250 vel standaardpapier
van 80 g/m² worden geplaatst en ondersteunt papiersoorten met een gewicht van
maximaal 176 g/m². Pagina's die in leesvolgorde worden afgedrukt (pagina 1 als eerste),
worden in leesvolgorde gesorteerd (de laatste pagina ligt bovenop met de afgedrukte zijde
omlaag).
U
(
ITVOERVAK
AFDRUKZIJDE NAAR BOVEN
U moet het uitvoervak aan de achterzijde van de printer openen en de papiersteun
uittrekken als u dit vak wilt gebruiken. In deze stand wordt het papier aan de achterzijde
van de printer uitgevoerd, ongeacht de stuurprogramma-instellingen.
Dit uitvoervak aan de achterzijde kan maximaal 100 vellen standaardpapier van 80 g/m²
bevatten en ondersteunt papiersoorten tot maximaal 220 g/m².
Gebruik voor papiersoorten zwaarder dan 176 g/m² altijd dit vak en de universele lade.
D
UPLEXEENHEID
Als u papier met een gewicht van 64 tot 128 g/m² gebruikt, kunt u met deze optie
automatisch dubbelzijdig afdrukken op dezelfde papierformaten als de papierformaten die
door lade 2/3 worden ondersteund (dat wil zeggen op alle cassetteformaten, behalve op
A6).
OPMERKING:
De duplexeenheid is standaard op de dn- en cdtn-modellen aanwezig.
)
)
Aanbevolen papier > 12