3.
Zoek de twee blauwe hendels en breng deze omhoog.
OPMERKING:
VOORZICHTIG:
standaardpapiersoorten, kan dit leiden tot een slechte afdrukkwaliteit.
Afbeelding 7-19
4.
Sluit de linkerklep.
Afbeelding 7-20
5.
Schuif het uitvoerapparaat weer terug op zijn plaats.
Enveloppen vanuit een programma afdrukken
1.
Plaats de enveloppen in lade 1.
2.
In het programma of in de printerdriver selecteert u lade1 als bron.
3.
Selecteer het juiste type en formaat envelop. Zie
afdrukmateriaal op pagina 81
4.
Wanneer uw programma niet automatisch enveloppen opmaakt, geeft u 'Staand' op als
afdrukstand.
VOORZICHTIG:
van papier te voorkomen.
5.
Stel de marges in op ten minste 15 mm vanaf de rand van de envelop. Voor de beste afdrukkwaliteit
stelt u de marges in voor een retour- en verzendadres (er zijn standaard adresmarges beschikbaar
voor #10- of DL-enveloppen). Voorkom het afdrukken op het gebied aan de achterzijde van de
envelop waar de drie achterflappen samenkomen.
6.
Selecteer de bovenste bak als de uitvoerlocatie.
7.
Wanneer u klaar bent met het afdrukken van de enveloppen, zet u de fuserhendels weer naar
beneden.
NLWW
Nadat u de enveloppen hebt afgedrukt, zet u de fuserhendels weer naar beneden.
Als u de fuserhendels niet terugplaatst naar de lage stand voor
Verplaats de fuserhendels (3 van 4)
Verplaats de fuserhendels (4 van 4)
voor specificaties van enveloppen.
Verwijder of plaats geen enveloppen tijdens het afdrukken om het vastlopen
Ondersteunde formaten voor papier en ander
Enveloppen afdrukken 113