Montagehandleiding
Installeer de bodemplaat [8] en draai de bevestigingsbouten [9] van de stator aan. Let op de
aandraaimomenten voor de bevestigingsbouten (zie Tabel 5.4).
Beweeg de draaischijf [10] om te controleren of de rotor licht lopend en zonder storing
draait.
Monteer de overige onderdelen, zoals de encoder.
De torquemotor is gemonteerd.
5.2.2
Gescheiden montage van stator en rotor met een inbrenghulp
Waarschuwing! Gevaar door sterke magnetische velden!
Door sterke magnetische velden in de buurt van de torquemotor-componenten (bij aparte
levering van de rotor of gescheiden levering van rotor en stator) vormen een gevaar voor de
gezondheid van personen met magnetisch beïnvloedbare implantaten (bijv. pacemakers).
Personen met magnetisch beïnvloedbare implantaten moeten minstens 0,3 m afstand
houden tot de torquemotor-componenten!
Waarschuwing! Gevaar voor beknelling door sterke aandraaikrachten!
Gevaar op letsel door beknelling en beschadiging van de rotor of stator door zeer sterke
aandraaikrachten bij onverpakte rotoren.
Zorg ervoor dat de montageklauwen pas worden losgemaakt als de rotor en stator door
middel van een lagering zijn gefixeerd!
Eisen aan de inbrenghulp:
De inbrenghulp wordt door de klant ter beschikking gesteld.
De inbrenghulp bestaat uit twee delen, de inbrengdoorn en de inbrengkoker.
De inbrenghulp moet de aandraaikrachten van de magneten opnemen.
De inbrenghulp moet het door de magneten tot stand komende kantelmoment opnemen. De
geleiding moet worden gewaarborgd voordat de kantelmomenten optreden, derhalve moet
de lengte van de inbrenghulp groter zijn dan de hoogte van de rotor.
De inbrenghulp moet soepel glijden, de aanbevolen passingparing is H7/f7.
Opmerking:
De rotor moet vóór de montage van de inbrengdoorn worden voorzien om de magnetische
aandraaikrachten tussen rotor en stator op te nemen en andere montageproblemen uit te
sluiten.
Torquemotor DMR
DMR-01-0-NL-2110-MA
Montage en aansluiting
Pagina 20 van 36