Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bedrijfsdruk Van De Cv-Installatie Instellen; Werkingscontrole; Bedrijfstemperaturen; Onderhoud - Bosch EnviLine A/W Split B IDU Split 2-6 B Installatie-Instructie

Lucht-waterwarmtepomp binnenunit
Inhoudsopgave

Advertenties

7 | Onderhoud

Zie afb. 17:
1. Sluit de voedingsspanning voor de warmtepomp en binnenunit aan.
2. Waarborg, dat de circulatiepomp PC1 draait.
3. Trek de PWM-stekker PC0 van de cv-pomp PC0 los, zodat deze met
het maximale toerental kan werken.
4. Sluit de PWM-connector PC0 op de circulatiepomp aan, wanneer de
druk niet binnen 10 minuten is afgenomen.
5. Externe bijverwarming ontluchten volgens de instructies.
6. Deeltjesfilter SC1 reinigen.
7. Controleer de druk op de manometer GC1 en, indien nodig, bijvullen
via het vulventiel VW2. De druk moet 0,3–0,7 bar boven de in het ex-
pansievat vastgelegde druk liggen.
8. Controleer, of de warmtepomp draait en geen alarmen worden gege-
ven.
9. Druk na een tijdje controleren en met het vulventiel VW2 bijvullen,
wanneer de druk onder de benodigde druk ligt.
10.Tevens via de andere beluchtingsventielen de cv-installatie ontluch-
ten (bijvoorbeeld radiatoren).
6.2

Bedrijfsdruk van de cv-installatie instellen

Aanwijzing op manometer
1 bar
Minimale vuldruk. De installatiedruk moet bij een koude in-
stallatie ca. 0,2–0,5 bar boven de voordruk van het stik-
stofkussen in het expansievat gehouden worden. De
voordruk ligt doorgaans tussen 0,7–1,0 bar.
3 bar
Maximale vuldruk bij maximale temperatuur van het cv-wa-
ter: mag niet overschreden worden (het overstortventiel
Tabel 5 Bedrijfsdruk
▶ Voor zover niet anders opgegeven, tot 1,5–2,0 bar vullen.
▶ Wanneer de druk niet constant blijft, controleren of de cv-installatie
lekdicht is en de inhoud van het expansievat voldoende is voor de cv-
installatie.
6.3

Werkingscontrole

▶ Neem de installatie in gebruik conform de handleidingen van de be-
dieningsunit.
▶ Ontlucht de installatie conform hoofdstuk 6.1.
▶ Actieve onderdelen van de installatie conform de instructies van de
bedieningsunit testen.
▶ Controleer of aan de startvoorwaarde voor de buitenunit is voldaan.
▶ Controleer of een verwarmings- of warmwatervraag aanwezig is.
-of-
▶ Warm water aftappen of de stooklijn verhogen, om een vraag te gene-
reren (eventueel de instelling voor cv-bedrijf af bij hogere buiten-
temperatuur veranderen).
▶ Controleer, of de buitenunit start.
▶ Waarborg, dat geen actuele alarmen aanwezig zijn (zie handleiding
van de bedieningsunit).
-of-
▶ Storingen conform de instructies van de bedieningseenheid oplos-
sen.
▶ Bedrijfstemperaturen conform de handleiding van de bediening-
seenheid controleren.
20
wordt geopend).
6.3.1

Bedrijfstemperaturen

Controleer de bedrijfstemperaturen tijdens cv-bedrijf (niet in warmwa-
ter- of koelbedrijf).
Voor optimaal installatiebedrijf moet het debiet door de warmtepomp en
de cv-installatie worden gecontroleerd. Voer de controle uit na 10 minu-
ten warmtepompbedrijf bij hoog compressorvermogen.
Het temperatuurverschil voor de warmtepomp moet voor de verschillen-
de cv-installaties worden ingesteld.
▶ Bij vloerverwarming 5 K als temperatuurverschil verwarmen instel-
len.
▶ Bij radiatoren 8 K als temperatuurverschil verwarmen instellen.
Deze instellingen zijn voor de warmtepomp optimaal.
Controleer het temperatuurverschil bij hoog compressorvermogen:
▶ Diagnosemenu openen.
▶ Monitorwaarden kiezen.
▶ Warmtepomp selecteren.
▶ Temperaturen kiezen.
▶ Aanvoertemperatuur primair (warmtedrager uit, sensor TC3) en re-
tourtemperatuur (warmtedrager in, sensor TC0) in cv-bedrijf afle-
zen. De aanvoertemperatuur moet hoger zijn dan de
retourtemperatuur.
▶ Bereken het verschil TC3–TC0.
▶ Controleer, of het verschil overeenkomt met de voor cv-bedrijf inge-
stelde delta-waarde.
Bij te hoog temperatuurverschil:
▶ Ontlucht de cv-installatie.
▶ Filters reinigen.
▶ Controleren buisafmetingen.
Temperatuurverschil in de cv-installatie
▶ Stel het vermogen op de cv-pomp PC1 zodanig in, dat het volgende
verschil wordt bereikt:
▶ Bij vloerverwarming: 5 K.
▶ Bij radiatoren: 8 K.
7
Onderhoud
GEVAAR:
Gevaar voor elektrische schokken!
▶ Schakel, voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie wor-
den uitgevoerd, de hoofdvoeding uit.
OPMERKING:
Vervormingen door warmte!
Bij te hoge temperaturen vervormt het isolatiemateriaal (EPP) in de bin-
nenunit.
▶ Bescherm bij soldeerwerkzaamheden in de warmtepomp het isola-
tiemateriaal met warmtebestendig materiaal of vochtige doeken.
▶ Gebruik alleen originele reserveonderdelen.
▶ Bestel reserve-onderdelen conform de reserveonderdelenlijst.
▶ Vervang gedemonteerde dichtingen en O-ringen door nieuwe exem-
plaren.
Bij een inspectie moeten de hierna beschreven werkzaamheden worden
uitgevoerd.
Geactiveerde alarmen weergeven
▶ Controleer het alarmprotocol (instructie voor de besturing).
EnviLine A/W Split B • 6720892247 (2020/06)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Enviline a/w split b idu idu split 8-15 b

Inhoudsopgave