5 | Installatie
5.6.4
Cv-pomp (PC1)
Afhankelijk van de configuratie van de cv-installatie is een pomp nodig,
die volgens de eisen aan debiet en debietbegrenzer wordt gekozen.
Pomp PC1 moet altijd op de installatiemodule van de binnenunit con-
form het elektrisch schema worden aangesloten.
Maximale last aan de relaisuitgang van de pomp PC1: 2 A, cos > 0,4.
Bij een hogere belasting moet een tussenrelais worden gemonteerd.
5.6.5
Pomp voor externe bijverwarming
Bij een externe bijverwarming zonder geïntegreerde pomp moet extern
een pomp worden gemonteerd.
Voor informatie over de besturing van deze pomp kunt u contact opne-
men met de fabrikant van de externe bijverwarming.
5.7
Elektrische aansluiting
GEVAAR:
Gevaar voor elektrische schokken!
De componenten van de warmtepomp staan onder spanning.
▶ Vóór werkzaamheden aan de elektrische installatie de componenten
van het lichtnet loskoppelen.
OPMERKING:
Schade aan de installatie bij inschakelen zonder water.
Wanneer de installatie voor het vullen van cv-water wordt ingeschakeld,
kunnen componenten van de cv-installatie oververhit raken.
▶ Boiler en cv-installatie voor het inschakelen van de cv-installatie vul-
len, ontluchten en de juiste druk activeren.
De elektrische aansluiting van de binnenunit moet op een veilige wijze
kunnen worden onderbroken.
▶ Een afzonderlijke veiligheidsschakelaar installeren, die de binnenunit
compleet spanningsloos schakelt. Bij een gescheiden voeding is voor
elke voedingskabel een afzonderlijke veiligheidsschakelaar nodig.
▶ Gebruik aderdiameters en kabeltypen conform de betreffende zeke-
ringen en de installatiewijze.
▶ Sluit de warmtepomp aan conform het aansluitschema. Er mogen
geen andere verbruikers worden aangesloten.
▶ Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering aanhouden.
▶ Zorg ervoor dat er in elk land een aardlekschakelaar wordt geïnstal-
leerd die gebaseerd is op de normatieve eisen van het land. Wij advi-
seren het gebruik van een aardlekschakelaar van het type B.
12
5.7.1
EMS BUS
OPMERKING:
Verkeerde werking door storingen!
Sterkstroomleidingen (230/400 V) in de nabijheid van een communica-
tiekabel kunnen storingen van de warmtepomp veroorzaken.
▶ EMS-BUS-leiding van netkabels gescheiden leggen. Minimale af-
stand 100 mm. Een gemeenschappelijke installatie met sensorka-
bels is wel toegestaan.
EMS-BUS en CAN-BUS zijn niet compatibel.
▶ Sluit EMS-BUS-eenheden niet op CAN-BUS-eenheden aan.
De bedieningsunit wordt via de EMS BUS met de installatiemodule in de
binnenunit verbonden.
De bedieningseenheid wordt via de BUS-kabel gevoed. De poling van de
twee EMS BUS-kabels is irrelevant.
Voor accessoires, die op de EMS BUS wordt aangesloten, geldt het vol-
gende (zie ook installatie-instructie van de betreffende accessoires):
▶ Wanneer meerdere BUS-eenheden zijn geïnstalleerd, moeten deze
onderling een minimale afstand van 100 mm hebben.
▶ Wanneer meerdere BUS-eenheden zijn geïnstalleerd, moeten deze
parallel of stervormig worden aangesloten.
▶ Gebruik kabel met een minimale doorsnede van 0,75 mm
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van fotovoltaïsche in-
stallaties) afgeschermde kabel gebruiken. Daarbij de afscherming
aan slechts één zijde aan de behuizing aarden.
5.7.2
CAN-BUS
OPMERKING:
Verkeerde werking door storingen!
Sterkstroomleidingen (230/400 V) in de nabijheid van een communica-
tiekabel kunnen storingen van de binnenunit veroorzaken.
▶ Leg afgeschermde CAN-BUS-kabels gescheiden van netkabels. Mini-
male afstand 100 mm. Een gemeenschappelijke installatie met sens-
orkabels is wel toegestaan.
CAN-BUS: 12-V-gelijkspanningsuitgang "Out 12 V DC" op de installatie-
module niet aansluiten.
OPMERKING:
Installatiestoring bij het verwisselen van de 12 V- en CAN-BUS-aan-
sluitingen!
De communicatiecircuits zijn niet gedimensioneerd voor een constante
spanning van 12 V.
▶ Waarborg, dat de beide kabels aan de betreffende gemarkeerde aan-
sluitingen op de printplaat (CAN high / CAN /low) zijn aangesloten.
De buitenunit en de binnenunit worden via een communicatiekabel, de
CAN-BUS, met elkaar verbonden.
Als verlengsnoer buiten de eenheid is een LIYCY-kabel (TP) 2 x 2
x 0,75 (of gelijkwaardig) geschikt. Als alternatief kunnen voor het bui-
tengebruik toegelaten twisted-pair-kabels met een minimale doorsnede
2
van 0,75 mm
worden gebruikt. De afscherming moet aan beide uitein-
den worden geaard:
▶ Op de behuizing van de binnenunit
▶ Op de aardklem van de buitenunit.
EnviLine A/W Split B • 6720892247 (2020/06)
2
.