Achtste uitgave • Derde druk
Beperkte rijsnelheid testen
39 Druk de voetschakelaar in.
40 Breng de primaire arm ongeveer 61 cm omhoog.
41 Verplaats de rij-joystick langzaam naar de
maximale rijstand.
Resultaat: De maximaal haalbare rijsnelheid met
de primaire arm geheven mag niet hoger zijn dan
30 cm per seconde.
42 Laat de primaire arm neer in de transportstand.
43 Schuif de primaire arm ongeveer 61 cm uit.
44 Verplaats de rij-joystick langzaam naar de
maximale rijstand.
Resultaat: De maximaal haalbare rijsnelheid met
de primaire arm uitgeschoven mag niet hoger
zijn dan 30 cm per seconde.
45 Schuif de primaire arm in naar de
transportstand.
46 Breng de secundaire arm ongeveer 61 cm
omhoog.
47 Verplaats de rij-joystick langzaam naar de
maximale rijstand.
Resultaat: De maximaal haalbare rijsnelheid met
de secundaire arm geheven mag niet hoger zijn
dan 30 cm per seconde.
48 Laat de secundaire arm neer in de
transportstand.
Opmerking: Als de rijsnelheid met geheven of
uitgeschoven primaire arm of geheven secundaire
arm hoger is dan 30 cm per seconde, dient de
machine onmiddellijk te worden voorzien van een
label en uit bedrijf te worden genomen.
Onderdeelnr. 133542DU
Pendelas testen
(modellen met pendelas)
49 Start de motor met de platformbediening.
50 Rijd het rechterstuurwiel op een blok van 15 cm
of een trottoirband.
Resultaat: De drie overige wielen moeten stevig
contact houden met de grond.
51 Rijd het linkerstuurwiel op een blok van 15 cm of
een trottoirband.
Resultaat: De drie overige wielen moeten stevig
contact houden met de grond.
52 Rijd beide stuurwielen op een blok van 15 cm of
een trottoirband.
Resultaat: De achterwielen moeten stevig
contact houden met de grond.
Hulpvoeding-bedieningselementen testen
53 Schakel de motor uit.
54 Trek de rode noodstopknop uit naar de
stand 'aan'.
55 Druk de voetschakelaar in.
56 Houd de hulpvoedingschakelaar ingeschakeld en
activeer tegelijkertijd elke functie-joystick of
functietuimelschakelaar.
Opmerking: Test elke functie gedurende een
gedeeltelijke cyclus om de accu te sparen.
Resultaat: Alle arm- en stuurfuncties dienen in
werking te treden. Rijfuncties mogen niet in
werking treden met de hulpvoeding.
Z-60/34
Bedieningshandleiding
Inspecties
31