86
Opnamen maken met behulp van het programmakeuzewiel
De sluitertijd en diafragmawaarde
handmatig instellen
Opnamemodus
U kunt de sluitertijd en diafragmawaarde handmatig instellen voor het
maken van opnamen.
1
Zet het programmakeuzewiel
op
.
2
Configureer de sluitertijd en de
diafragma-instelling.
1. Gebruik de knop
selecteren, en gebruik de knop
wijzigen.
3
Maak de opname.
• Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het verschil tussen de
juiste belichting* en de geselecteerde belichting op het LCD-
scherm weergegeven. Als het verschil meer is dan ± 2 stops,
wordt "–2" of "+2" rood weergegeven.
* Het juiste belichtingsniveau wordt berekend door het licht te meten volgens de
op dat moment geselecteerde meetmethode.
Als de zoominstelling wordt aangepast nadat deze waarden
zijn ingesteld, wordt de sluitertijd of de diafragmawaarde
mogelijk gewijzigd op basis van de zoompositie
De helderheid van het LCD-scherm komt overeen met de
geselecteerde sluitertijd en diafragmawaarde.
Als u een korte sluitertijd selecteert of een onderwerp
fotografeert op een donkere locatie, is het beeld altijd
helder als de flitser is ingesteld op
Zie Beschikbare functies per opnamemodus
om de sluitertijd en het diafragma te
of
om de optie te
(pag.
(Flitser aan).
(pag. 200).
84).