Het diafragma instellen
Opnamemodus
Met het diafragma kunt u zelf bepalen hoeveel licht de lens binnenkomt.
Als u de diafragmawaarde instelt, selecteert de camera automatisch
een sluitertijd die is afgestemd op de helderheid van het onderwerp.
Als u een lagere diafragmawaarde selecteert (het diafragma verder
opent), kunt u de achtergrond laten vervagen en zo bijvoorbeeld een
fraai portret maken. Als u een hogere diafragmawaarde kiest (het
diafragma verder sluit), wordt het volledige bereik, van voorgrond tot
achtergrond, scherp weergegeven. Hoe hoger de diafragmawaarde,
hoe groter het bereik op de foto dat scherp wordt weergegeven.
1
Zet het programmakeuzewiel
op
.
2
De diafragma-instelling configureren.
1. Gebruik de knop
3
Maak de opname.
• Als de sluitertijd rood wordt weergegeven als de ontspanknop
half is ingedrukt, is de opname onderbelicht (te weinig licht) of
overbelicht (te veel licht). Pas de diafragmawaarde aan met
de knop
Het is mogelijk dat bepaalde diafragmawaarden niet
beschikbaar zijn bij bepaalde zoomafstanden
In deze modus is het bereik van sluitertijden met gesynchroniseerde flits
1/60 tot 1/500 seconde. De diafragmawaarde wordt daarom mogelijk
automatisch gewijzigd om deze aan te passen aan de sluitertijd met
gesynchroniseerde flits, zelfs als deze waarde al eerder was ingesteld.
De weergave van de diafragmawaarde
Hoe groter de diafragmawaarde, hoe kleiner de lensopening.
F2.8 F3.2 F3.5 F4.0 F4.5 F4.8 F5.0 F5.6 F6.3 F7.1 F8.0
Opnamen maken met behulp van het programmakeuzewiel
Zie Beschikbare functies per opnamemodus
of
om de diafragmawaarde te wijzigen.
of
totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven.
85
(pag. 200).
(pag.
84).