• Bovenstrooms van het apparaat moet een gasafsluitkraan
met snelkoppeling worden aangebracht op een gemakkelijk
te bereiken plaats.
• Als het apparaat eenmaal is geïnstalleerd, moet getest
worden op gaslekken bij de aansluitpunten met behulp van
een oplossing van zeep in water.
• Breng geen wijzigingen aan in de luchtvoorziening die
nodig is voor verbranding.
• Na aansluiting op een andere gasvoeding, moet de
werkingstest worden uitgevoerd die is beschreven in
paragraaf E.7.12 Voordat de installatiehandelingen worden
voltooid.
• Alleen voor het VK: als het apparaat werkt met LPG, wordt
de toevoeging van een OPSO (Over Pressure Shut-off)-
klep stroomopwaarts van het apparaat aanbevolen.
E.7.2
Nominaal thermisch vermogen
Raadpleeg D.1 Technische gegevens – Gasmodellen voor
details over het nominale thermische vermogen.
Het nominale thermische vermogen wordt bepaald door de
gasinlaatdruk en de diameter van de sproeiers van de brander.
Het nominale thermische vermogen moet altijd getest worden
door een erkend installateur of de plaatselijke gasleverancier
wanneer een nieuw apparaat wordt geïnstalleerd, bij conver-
sie van een bestaand apparaat naar een andere gasvoeding of
bij onderhoud aan het apparaat.
BELANGRIJK
Pas het nominale thermische vermogen na deze
controle niet nogmaals aan.
E.7.3
Testen van de gasinlaatdruk
De inlaatdruk wordt stroomopwaarts van het gascontroleven-
tiel gemeten, terwijl het apparaat werkt (na eventuele
aanpassing i. g. v. andere gasvoeding); gebruik hierbij een
manometer met een resolutie van minimaal 0,1 mbar.
Om de gasinlaatdruk te meten gaat u als volgt te werk:
1. Open het bedieningspaneel;
2. Verwijder de verzegelde bout "C" van het drukpunt;
3. Sluit de manometerleiding "M" aan;
4. Controleer dat de drukaflezing overeenkomt met de
waarden die in onderstaande tabel worden getoond:
SOORT GAS
Nominaal
methaangas
20
G20
LPG (G30/G31)
28 – 30/37
Australië
SOORT GAS
Nominaal
Aardgas
2,75
L.P.G.
Als de inlaatdruk niet overeenkomt met bovenstaande
waarden, dan werkt het apparaat niet.
Als dat het geval is, moet u onmiddellijk contact opnemen
met uw plaatselijke gasleverancier.
5. Onderbreek de bereidingscyclus na het meten van de
inlaatdruk en draai de gasafsluitkraan dicht;
6. Koppel de manometer "M" los;
7. Draai de verzegelde bout "C" weer vast;
26
DRUK (mbar)
Minimum
Maximum
17
25
20 – 25
35 – 45
DRUK (mbar)
Minimum
Maximum
-
-
1
-
-
8. Maak het apparaat dicht.
E.7.4
Aanpassing aan een andere gassoort
BELANGRIJK
Het apparaat is in de fabriek ingesteld op de
gassoort die is aangegeven op de zelfklevende
etiketten die op het apparaat en op de verpakking
zijn aangebracht.
Om het apparaat aan te passen aan een andere
gasvoeding, moeten onderstaande instructies
nauwlettend gevolgd worden, en moeten de sproei-
ers gebruikt worden uit de zak die met de oven
wordt meegeleverd.
E.7.5
Testen van de primaire lucht op de hoofdbrander
De stromingssnelheid van primaire lucht is correct wanneer de
vlam niet loskomt als de brander koud is of terugslaat als de
brander heet is.
Ga als volgt te werk om de stromingssnelheid van primaire
lucht aan te passen:
1. Draai schroef "A" los en pas beluchter "B" aan op afstand
"H";
2. Draai de schroef "A" weer helemaal vast.
E.7.6
Vervanging van de sproeier van de hoofdbrander
Om toegang te verkrijgen tot de sproeiers van de hoofdbrander,
verwijdert u het paneel aan de linkerkant.
1. Draai schroef "A" los en maak sproeier "C" los;
2. Verwijder de sproeier en de beluchter;
3. Vervang sproeier "C" door een andere die overeenkomt
met het type gasvoeding;
De diameter van de sproeier wordt aangegeven in
honderdsten van een millimeter op het sproeierlichaam
(bijv. een sproeier ø van 3,5 mm wordt aangegeven als
350).
afbeelding A - Sproeier van de brander
4. Monteer de nieuwe sproeier "C" in beluchter "B";
0
1 5
0
M
1 0
0
2 0
0
5 0
2 5
0
r
b a
C
B
C
A
H