• Plaats het apparaat op een vlak oppervlak.
Stel eventueel de hoogte van het werkblad af met de
instelbare pootjes (indien beschikbaar).
PAS OP
Het apparaat moet waterpas staan.
E.5
Wateraansluiting
E.5.1
Algemene vereisten
LET OP:
De aansluiting op het waterleidingnet dient op
grond van de in het land geldende richtlijnen en
voorschriften te worden uitgevoerd.
BELANGRIJK
Gebruik altijd nieuwe slangen als u het apparaat
met
de
flexibele
watersysteem.
Zie de installatieschema's aan het begin van dit handboek.
1. Monteer een mechanisch filter en een afsluitkraan tussen
de waterinlaatleiding "C" en de waterleiding.
2. Laat voordat u het filter aansluit eerst een hoeveelheid
water weglopen om eventuele ijzerhoudende deeltjes uit
de leidingen te verwijderen.
De waterinlaat moet worden aangesloten op een drink-
watervoorziening met een druk van 150 – 250 kPa (1,5 –
2,5 bar / 14 – 36psi).
E.5.2
Waterafvoersysteem
• Sluit het afvoerverbindingsstuk "C" aan op een afvoerbuis
met dezelfde diameter, met een lengte van tussen de 0,5 en
3 meter en bestand tegen een temperatuur van minstens
100℃.
C
0,08 mt
O
slangen
aansluit
op
het
min 5
• De afvoerleiding moet voorzien zijn van een sifon (hoogte
80 mm) naar een open afvoer "O" (Air-Break naar afvoer) in
overeenstemming met EN61770, zowel voor installatie met
afvoer via de muur als via een rooster in de vloer om te
voorkomen dat terugstroming vanuit het rioolstelsel de
leidingen binnen de oven of ovenruimte bereikt.
• Controleer de slangen en elleboogstukken op metalen
leidingen langs de hele afvoerroute op knikken en
vernauwingen.
• Zorg ervoor dat de afvoerleiding een minimale gradiënt
heeft van 5° om te voorkomen dat water zich in het systeem
ophoopt.
BELANGRIJK
Het afvoersysteem moet zodanig geïnstalleerd
worden dat eventuele dampen uit de open afvoer
("Air-Break") niet de ventilatieopeningen onder het
apparaat kunnen binnengaan.
E.5.3
Kenmerken van de watertoevoer
Het apparaat moet gevoed worden met water dat geschikt is
voor menselijke consumptie met de specifieke kenmerken die
in deze paragraaf zijn vermeld.
Totale hardheid
• De waterhardheid moet 05 – 5 f°, 5 – 50 ppm, 0,28 – 2,8 dH°
zijn.
Deze waarden helpen bij het verminderen van de vorming
van kalk in de stoomgenerator en de reinigingsinstallatie
van de bereidingsruimte.
Indien het beschikbare water niet deze hardheidskenmer-
ken heeft, moet er een waterontharder geïnstalleerd
worden.
Het is daarom mogelijk om als accessoire de Automatische
Waterontharder met automatische regeneratie te bestellen
voor installatie op de inlaatleiding. Deze heeft een harsste-
rilisatiekit (ook te bestellen).
Chloor
• De waarden voor de chlorideconcentratie (Cl - ppm - mg/l)
met de pH (>7) en het Geleidingsvermogen (µS/cm)
moeten zodanig zijn dat ze de interne stalen structuren van
de oven niet aantasten.
Zoek in de onderstaande grafiek de kenmerken van het
beschikbare water op en installeer indien nodig het juiste
type filter op de inlaat zoals aangegeven in het relevante
bereik van de waardes.
23