∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling
‡
‰
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P143).
•
Raadpleeg
P82
voor details over de Openingsprioriteit-AE, Sluiterprioriteit-AE, en Handmatige
Belichting.
•
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
•
In avanceer-scènefunctie
hierboven beschreven worden.
•
in
functie
•
,
en
in
•
:, ; en í in [SCÈNE MODE]
•
in
functie
•
in
functie
•
in
functie
•
in
functie
•
,
en
in
•
,
(in sluitersnelheidprioriteit) en
MODE]
•
5 in [SCÈNE MODE]
•
4 in [SCÈNE MODE]
¢2 De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen.
–
Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
–
Wanneer het toestel besloten heeft dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is.
¢3 De maximum sluitertijd wordt geselecteerd wanneer de hoeveelheid beeldbibber minimaal is
terwijl [STABILISATIE] ingesteld is of wanneer [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF].
•
Dit zal 1/4 tot 1/2000 van een seconde worden in andere Geavanceerde scènefuncties en
Scènefuncties.
Gevorderd (Opname van beelden)
Sluitertijd (Sec.)
¢1
1/30
tot 1/2000ste
(P90)
en scènefunctie (P95), zal de sluitertijd verschillen van die, die
Functie
functie
functie
Flitsinstelling
Œ
1 of 1/4ste tot 1/2000ste
8 tot 1/2000ste
in [SCÈNE
15, 30, 60
1/4, 2
- 68 -
Sluitertijd (Sec.)
¢1
1
op 1/2000ste
Sluitertijd (Sec.)
¢2
¢3