Weerstandsmeting
Let op!
Overtuig u ervan, dat alle te meten onderdelen van schakelingen, scha-
kelingen en componenten en ook te meten objecten beslist span-
ningloos zijn.
Voor het meten van weerstanden tot max. 40 MOhm handelt u als volgt:
a)
Verbind de meetsnoeren met de juiste polariteit met de uitgeschakelde
meter. Het rode meetsnoer wordt met de Hz/V/Ohm-ingang verbon-
den en het zwarte meetsnoer met "COM" (= massa of "-"). Let er op
dat ze goed vastzitten.
b)
Zet de draaischakelaar op "
Na een korte initialiseringsfase (alle segmenten zichtbaar) schakelt de
functie "AUTO" op het grootst mogelijke meetbereik (MOhm).
c)
Verbind de meetpunten met het beslist spanningsloze te meten object.
Aanwijzing(en)!
Navolgende speciale functies kunnen ingesteld worden:
Vasthouden van de meetwaarde "HOLD H", referentiewaardemeting
"REL" en handmatige bereikskeuze "RANGE".
Als er ingebouwde weerstanden in schakelingen gemeten worden,
waarin zich Si-transistoren / dioden bevinden, dan is de testspanning
van het 400-Ohm-bereik voldoende om deze halfgeleiders door te
sturen. Daardoor kunnen meetwaarden vervalst worden.
De weerstand van de meetsnoeren is normaalgesproken verwaarloos-
baar klein (ca. 0,1 tot 0,2 Ohm). Deze lage waarde kan in het 400-Ohm-
meetbereik echter al tot onnauwkeurigheden leiden.
Als u een weerstandsmeting uitvoert, dient u er op te letten dat de
meetpunten die u voor de meting met de punten van de meetsnoeren
aanraakt, vrij zijn van vuil, olie, soldeerlak of dergelijke. Dergelijke
omstandigheden kunnen de meetwaarde vervalsen.
14
Ω
/
/
/
" en schakel de meter in.
Meet geen geladen condensatoren, omdat anders door een mogelijke
ontlading uw meter vernield kan worden.
Ω
* *
B B i i j j w w e e e e r r s s t t a a n n d d e e n n > > 1 1 m m
h h e e e e f f t t d d e e e e l l e e k k t t r r o o n n i i c c a a i i e e t t s s t t i i j j d d n n o o d d i i g g v v o o o o r r
e e e e n n w w e e e e r r g g a a v v e e n n s s t t a a b b i i l l i i s s a a t t i i e e . .
Meten van dioden en akoestische doorgangstest
Voor het meten van dioden en halfgeleiders resp. voor een akoestische
doorgangstest van spanningloze leidingen / zekeringen handelt u als volgt:
a)
Het aansluiten van de meetleidigen wordt hetzelfde uitgevoerd als bij
de weerstandsmeting. Druk eenmaal op de gekleurde ronde toets
rechts boven de draaischakelaar. Het meetapparaat schakelt nu over
van de weerstandsmeting naar de diodetest, dit is te zien aan het sym-
bool "
" rechts op het display.
b)
Op het display wordt "OL" voor Overload bij open of niet aangesloten
meetleidingen of hoogohmige (of onderbroken) halfgeleidertrajecten
weergegeven. Sluit de punten van de meetsnoeren aan op de span-
ningloze halfgeleidercomponent, op een diode of een transistor.
Daarbij dient u er op te letten dat het rode meetsnoer met de anode en
het zwarte meetsnoer met de kathode verbonden moet zijn. Nu wordt
de doorlaatrichting gemeten. Bij een intacte PN-overgang verschijnt bij
Si-diodetrajecten een waarde tussen 0,45 en 0,75 VDC, bij Ge-diode-
trajecten een waarde tussen 0,2 en 0,4 VDC. Als er echter in plaats van
een spanningswaarde "O.L." (voor overload) verschijnt, dan is het
diodetraject onderbroken of de meetsnoeren zijn omgewisseld. Als er
bij transistors en waarde > 1 V gemeten wordt, kan het daarbij gaan
om transistors met ingebouwde weerstanden.
Bij lichtdioden wordt een doorlaatspanning van ca. 1,2 tot 1,5 VDC
gemeten. Als het om een Low-current-LED gaat, dan is de meetstroom
voldoende om de diode te laten oplichten.
De blokkeerrichting van een diodetraject wordt gemeten, door de
kathode met het rode meetsnoer en de anode met het zwarte meet-
snoer te verbinden. Als er dan en spanningswaarde aangeduid wordt,
is de diode defect. Als er daarentegen "O.L." getoond wordt, dan is het
diodetraject hoogohmig (in orde).
15