4: Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat
het aangezet is.
• Zijn de batterijen leeg?
– Vervang ze door batterijen met
voldoende vermogen. (Wanneer u
Ni-MH batterijen gebruikt, deze
opladen.)
– Als u het toestel aan laat staan, zullen
de batterijen leeg raken. Het toestel
vaak uitzetten met de
besparingsfunctie (P20), de
energiebesparingsfunctie (P20), enz.
∫ Opnemen
1: Heet beeld kan niet opgenomen
worden.
• Is de functieknop correct ingesteld?
• Is er nog ruimte over in het ingebouwde
geheugen of op de kaart?
– Voordat u opneemt, enkele opnamen
uitwissen. (P32)
2: Het opgenomen beeld is witachtig.
De lens is vuil.
• Het beeld kan witachtig worden als er
vuil, bijv. vingerafdrukken, op de lens
zit. Als de lens vuil is, het toestel
aanzetten, de objectiefcilinder (P8) eruit
halen en voorzichtig het lensoppervlak
schoonmaken met en zachte droge
doek.
3: De opname is te licht of te donker.
• Controleer de instelling van de
belichtingscompensatie. (P43)
4: Er worden 2 of 3 beelden één voor één
genomen.
• Is [BURSTFUNCTIE] in het [OPNAME]
functiemenu ingesteld op [ON]? (P65)
5: Het object is niet goed scherp.
• Het focusbereik varieert afhankelijk van
de opnamefunctie.
De functieknop gebruiken om de juiste
functie in te stellen voor de afstand tot
het object.
• Is het object uit het focusbereik?
(P24,45)
• Hebt u een opname met beweging
gemaakt?
6: Het opgenomen beeld is wazig. De
beeldstabilisator werkt niet.
• De sluitertijd zal langzamer worden en
de functie optische beeldstabilisator
kan niet goed werken wanneer er
opnamen gemaakt worden vooral op
donkere plekken. In dit geval raden we
aan het toestel stevig vast te houden
met beide handen wanneer u opnamen
maakt. (P24) Wanneer
[SLUITER LANG] (P67) ingesteld is,
raden we aan een statief en de
zelfontspanner (P42) te gebruiken
wanneer u opnamen maakt.
7: Het opgenomen beeld ziet er ruw uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
• Is de ISO-gevoeligheid hoog of de
sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op
[AUTO] wanneer het toestel vervoerd
wordt. Daarom neemt de
ISO-gevoeligheid toe als u binnenshuis
opnamen maakt enz.)
– De ISO-gevoeligheid verminderen.
(P61)
– [KLEURFUNCTIE] op [NATURAL]
instellen. (P67)
– Beelden op heldere plekken maken.
• In [H. GEVOELIGH.] (P51) in de
scènefunctie wordt de resolutie van een
opname iets minder door de hoge
gevoeligheid.
Dit is geen storing.
8: De helderheid of de kleuren van de
opname kunnen verschillen van wat u
echt ziet.
• Als u opneemt in fluorlicht kunnen
helderheid en kleuren lichtjes wijzigen
als de sluitertijd korter wordt. Dit wordt
veroorzaakt door het fluorlicht en is
geen storing van het toestel.
Overige
101
VQT1C47