5.4.5 Overspanningscategorie
De omvormer kan in stroomnetten van installatiecategorie III of lager conform
IEC 60664-1 worden gebruikt. Dit betekent dat hij permanent kan worden aangesloten
aan het netaansluitpunt van een gebouw. Bij installaties met lange kabeltrajecten in de
open lucht zijn aanvullende maatregelen voor de overspanningsbeveiliging vereist om
de overspanningscategorie IV naar overspanningscategorie III te reduceren.
5.4.6 Leidingbeveiligingsschakelaar
GEVAAR!
Levensgevaar door vuur!
Elke omvormer moet door middel van een afzonderlijke
leidingbeveiligingsschakelaar worden beveiligd, zodat de omvormer veilig kan
worden gescheiden.
Tussen de leidingbeveiligingsschakelaar en de omvormer mag geen verbruiker
worden aangesloten. Voor de lastschakeling moeten speciaal voor dit doel
ontwikkelde leidingbeveiligingsschakelaars met lastschakelfunctie worden gebruikt. De
keuze van de leidingbeveiligingsschakelaar hangt af van de bedrading
(leidingdoorsnede), het kabeltype, de bekabelingsmethode, de omgevingstemperatuur,
de stroombelastbaarheid van de omvormer en andere factoren. Bij een grote
warmteontwikkeling binnen het systeem of in een omgeving met een hoge
temperatuur kan het noodzakelijk zijn het opgegeven vermogen van de
leidingbeveiligingsschakelaar lager te kiezen.
In de volgende tabel is de maximale uitgangsstroom van de omvormers aangegeven.
Max. uitgangsstroom
Aanbevolen opgegeven vermogen van
zekeringen van het type gL/gG of
vergelijkbare leidingbeveiligingsschakelaar
28
Type
TLC 10K
TLC 15K
16 A
24 A
25 A
40 A
Installatie- en bedieningshandleiding
TLC 17K
TLC 20K
25,8 A
30 A
40 A
40 A