• Houd u aan plaatselijke en landelijke
veiligheidsvoorschriften. Gebruik persoonlijke
veiligheidsuitrusting (goedgekeurde rubberhandschoenen,
gelaatsbescherming en brandwerende kleding) om letsel
door elektrische schokken en boogontlading te voorkomen
bij blootliggende geleiders onder spanning.
• Beperk het gebruik tot de specificaties van de
meetcategorie, spanning of stroomsterkte.
• Gebruik voor alle metingen uitsluitend accessoires
(probes, meetsnoeren en adapters) met een voor het
product goedgekeurde meetcategorie (CAT), nominale
spanning en nominale stroomsterkte.
• Gebruik uitsluitend probes, meetsnoeren en accessoires
met dezelfde specificaties van meetcategorie, spanning en
stroomsterke als het product.
• Gebruik uitsluitend kabels met correcte
spanningswaarden.
• De specificatie van de meetcategorie (CAT) van de
afzonderlijke component met de laagste gespecificeerde
waarde van het product, de probe of het accessoire mag
niet worden overschreden.
• Gebruik het product niet zonder op de meetprobe
aangebrachte beschermkap in CAT III- of CAT IV-
omgevingen. De beschermkap verkort het blootliggende
metaal van de probe tot <4 mm. Dit verlaagt de kans op
vlambogen ten gevolge van kortsluiting.
• Raak geen spanningen >30 V AC RMS, 42 V AC piek of
60 V DC aan.
• Houd uw vingers achter de vingerbescherming op de
probes.
• Gebruik uitsluitend stroomtangen, meetsnoeren en
adapters die zijn meegeleverd met het product.
• Sluit het gemeenschappelijke meetsnoer aan voordat u
het spanningvoerende meetsnoer aansluit, en koppel het
spanningvoerende meetsnoer los vóór het
gemeenschappelijke meetsnoer.
• Leg nooit meer dan de nominale spanning aan tussen de
aansluitingen en aarde.
• Meet eerst een bekende spanning om te controleren of
het product juist werkt.
• Gebruik de juiste aansluitingen, de juiste functie en het
juiste bereik voor de metingen.
• Raak geen spanningsbronnen aan met de probes wanneer
de meetsnoeren zijn aangesloten op de stroomklemmen.
• Verwijder de batterijen wanneer het product gedurende
een lange periode niet zal worden gebruikt of wanneer
het bij temperaturen boven 50 °C wordt opgeslagen. Als
de batterijen niet worden verwijderd, kan het product
door batterijlekkage beschadigd raken.
• De batterijklep moet worden gesloten en vergrendeld
voordat u het product gebruikt.
• Verwijder alle probes, meetsnoeren en accessoires
voordat de batterijklep wordt geopend.
• Vervang de batterijen wanneer de batterij-indicator aangeeft
dat ze bijna leeg zijn, om onjuiste metingen te voorkomen.