Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Waarschuwingen; Instructies - Winterwarm QSG Installatiehandleiding

Luchtverwarmer
Inhoudsopgave

Advertenties

Display
Foutmelding
E-66
Spanning te
hoog
E-67
Drukschakelaar
fout
E-68
Rookgas
temperatuurfout
E-69
Configuratiefout

9.3. Waarschuwingen

De onderstaande tabel beschrijft de tijdelijke
waarschuwingen die kunnen optreden. Het toestel blijft
functioneren of stopt totdat de oorzaak is verholpen.
Display
Foutmelding
A-02
Configuratiefout
A-07
Oververhitting
A-08
Oververhitting

9.4. Instructies

Nadat u het probleem hebt geïdentificeerd, gebruikt u het
casenummer om de mogelijke oorzaak in deze alinea te
vinden.
Casus 1: Vlam brandt slechts 5 seconden na ontsteking
De vlam wordt niet gedetecteerd:
– Controleer de ontstekings- / ionisatiekabel en
de elektrode. De kabel moet een weerstand
van 1 kΩ hebben.
De luchtverwarmer is niet goed geaard.
De printplaat is defect.
Casus 2: Geen vlam na ontsteking.
Er is niet genoeg gastoevoerdruk.
Het gas/lucht mengsel is te arm:
– Stel de gasklep af (zie §8.1.).
De gasklep gaat niet open:
– Controleer tijdens het ontsteken of er 230 V
op de gasklep staat.
Controleer of de ontstekingselektrode vonkt. Als
deze niet vonkt:
– Controleer de kabel en elektrode en vervang
deze als ze beschadigd zijn.
– Controleer de branderautomaat en vervang
deze wanneer deze geen vonk afgeeft.
Casus 3: Temperatuursensor van de warmtewisselaar is
oververhit.
24
Beschrijving
Casus #
Voedingsspanning is te
hoog voor meer dan 1
minuut
Te vaak een
11
drukschakelaar fout
De rookgassensor is
3
oververhit
Toestelconfiguratiefout
19
Beschrijving
Casus #
Toestelconfiguratiefout
19
Warmtewisselaar
3
temperatuursensor is
oververhit
De
3
rookgastemperatuursensor
is oververhit
Controleer of de connector J12 en J6 correct zijn
aangesloten en of de verbinding op connector
J12[1-4] (optionele temperatuurbeveiliging)
gesloten is.
Controleer of de systeemventilator voldoende lucht
toevoert.
Controleer de instellingen van de gasklep. De
luchtverwarmer kan overbelast zijn. Als dit het
geval is:
– Pas de branderdruk aan.
Casus 4: Warmtewisselaar temperatuursensor of
rookgastemperatuursensor niet gedetecteerd, of
kortgesloten.
LET OP
L-25 verwijst naar de warmtewisselaar sensor.
L-26 verwijst naar de rookgassensor.
De warmtewisselaar sensor bestaat uit twee interne
sensoren. De waarden van deze sensoren kunnen
te veel verschillen:
– Meet de weerstand van elke sensor. De
weerstand moet 20 KΩ bij 25 °C en 25 KΩ bij
20 °C zijn.
– Als de gemeten waarden te veel verschillen,
vervangt u de sensor.
Casus 5: Te veel vlamfouten tijdens het branden.
De gastoevoer is niet constant. Dit resulteert in een
daling van de gastoevoerdruk tijdens het branden
en zorgt ervoor dat de vlam dooft.
– Controleer de gastoevoerdruk terwijl het
toestel brandt.
De branderdruk voor laag vermogen is te laag.
Hierdoor dooft de vlam omdat deze te klein is om
te worden gedetecteerd.
– Controleer de branderdruk op de laagstand
en stel indien nodig bij (zie §8,1).
Recirculatie van rookgas. Vanwege een probleem
met het rookgaskanaal wordt het rookgas
teruggezogen in de luchtinlaat. Dit resulteert in een
gebrek aan zuurstof en zorgt ervoor dat de vlam
dooft.
– Controleer het rookgaskanaal en de toevoer
van verse lucht. Alleen gecertificeerde,
originele onderdelen mogen worden gebruikt.
Casus 6: Brander ventilator werkt niet.
Controleer of de brander ventilator is geblokkeerd.
Controleer of de bedrading is beschadigd.
De banderventilator is defect.
Casus 7: branderventilator draait op de verkeerde
snelheid.
Controleer of de ventilator van de brander soepel
loopt.
Controleer of de bedrading is beschadigd.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave