Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gebruik En Onderhoud; Functietest; Onderhoud; Diagnosefuncties - schmersal CSS 8-16 Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor

5. Gebruik en onderhoud

5.1 Functietest

De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet op voorhand het volgende gegarandeerd zijn:
1. Juiste bevestiging van sensor en bediensleutel
2. Juiste bevestiging en goede conditie van de voedingskabel.
3. Het systeem is vrij van vuil (vooral metaalspanen)
Na aansluiting controleren of:
1. het vrijgavesignaal gegeven wordt door het sluiten van de
beschermvoorziening en
2. de machine uitgeschakeld wordt door het openen van de
beschermvoorziening.

5.2 Onderhoud

Bij een correcte installatie en doelmatig gebruik vereist de veiligheids-
sensor geen onderhoud. Wij raden een regelmatige visuele inspectie
en functietest aan, inclusief de volgende stappen:
1. Bevestiging en goede conditie van de veiligheidssensor,
bediensleutel en voedingskabel controleren.
2. Eventuele metalen spanen verwijderen.
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.

6. Diagnosefuncties

6.1 Werkingsprincipe van de diagnose LED's

De veiligheidsensor geeft zijn bedrijfstoestand en storingen weer via
driekleurige LED's in de eindkap. De groene LED geeft aan dat de
sensor bedrijfsklaar is. De veiligheidssensor is niet bediend.
Als de veiligheidssensor door de bediensleutel bediend wordt, veran-
dert de weergave van groen naar geel. De veiligheidsuitgangen van de
veiligheidssensor worden ingeschakeld. Bevindt de bediensleutel zich
in het hysteresebereik van de sensor, dan knippert de gele LED. De
veiligheidsuitgangen blijven ingeschakeld. De sensor kan bijgeregeld
worden voordat de veiligheidsuitgangen uitgeschakeld worden en de
machine stilzetten.
Fouten in de codering van de bediensleutel, aan de uitgangen van de
sensor of in de sensor zelf worden door een rode LED weergegeven.
Na een korte analyse van de fout met permanent rood signaal wordt de
geconstateerde fout door knipperimpulsen weergegeven. De veilig-
heidsuitgangen schakelen vertraagd uit, zodra de fout een minuut
actief is.
Tabel: impulscodes rode diagnose-LED
LED-aanduiding (rood)
1 impuls
2 impulsen
3 impulsen
4 impulsen
5 impulsen
Continu rood
Foutoorzaak
Fout uitgang Y1
Fout uitgang Y2
Dwarssluiting Y1/Y2
Omgevingstemperatuur te hoog
Foutieve of defecte bediensleutel
Interne fout

6.2 Werking van de diagnose-uitgang

De kortsluitvaste diagnose-uitgang kan voor centrale visualisatie- of be-
sturingstaken gebruikt worden, bijvoorbeeld in een PLC. De diagnose-
uitgang meldt fouten voordat de veiligheidsuitgangen uitgeschakeld
worden en laat een gecontroleerde uitschakeling toe.
De diagnose-uitgang is geen veiligheidsrelevante uitgang!
De gesloten toestand van de deur, d.w.z. de sensor is door de bedien-
sleutel "bediend", wordt via een positief signaal weergegeven. Als de
sensor in het hysteresebereik van zijn schakelafstand werkt, bijv. door
het afzakken van de veiligheidsdeur, dan meldt de sensor dit via een
2 Hz cyclisch signaal voordat de veiligheidsuitgangen uitgeschakeld
worden. Na een korte analyse van de actieve fout wordt de diagnose-
uitgang uitgeschakeld.
Tabel: diagnose-informatie
Sensorstatus
LED
Bediensleutel
groen
niet aanwezig
Bediensleutel
geel
aanwezig
Sensor bediend in
knippert
hysteresebereik
geel
Fout: 1- 5
knippert
impulsen
rood
Fout
rood

7. Demontage en afvalverwijdering

7.1 Demontage

De veiligheidscomponent mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.

7.2 Afvalverwijdering

De veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
NL
CSS 8-16
Diagnose-uitgang Veiligheidsuitgangen
0 V
0 V
24 V
24 V
2 Hz cyclisch
24 V
10 s vertraagdt
1 min vertraagd
24 V -> 0 V
24 V -> 0 V
10 s vertraagdt
Onvertraagd
24 V -> 0 V
24 V -> 0 V
5

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave