17 Stille modus
U kunt uw telefoon instellen op de stille modus
en deze inschakelen voor een bepaalde duur
wanneer u niet gestoord wilt worden. Wanneer
de stille modus is ingeschakeld, gaat uw telefoon
niet over, stuurt deze geen alarmen en maakt
deze geen geluid.
Opmerking
•
Wanneer u op
drukt om uw handset te vinden
of wanneer u het alarm activeert, stuurt uw telefoon
nog steeds alarmen, zelfs wanneer de stille modus
geactiveerd is.
Selecteer [Menu] >
keuze maken uit de onderstaande opties:
Selecteer [Aan]/[Uit] en druk vervolgens
•
op [OK] om te bevestigen.
Selecteer [Start & stop], stel de tijd
•
in en druk vervolgens op [OK] om te
bevestigen.
1
Selecteer [Uitzondering], selecteer een
optie (zie 'Contactpersonen van de stille
modus uitsluiten' op pagina 46) en druk op
[OK] om te bevestigen.
2
Selecteer [Herhalend], selecteer een optie
en druk op [OK] om te bevestigen.
» De instelling wordt opgeslagen.
Opmerking
•
Wanneer de stille modus is ingeschakeld, maar de
huidige tijd buiten de tijd valt waarvoor de stille modus
is geactiveerd, wordt
weergegeven gedurende de tijd waarbinnen de stille
modus actief is.
46
NL
; daarna kunt u een
weergegeven.
wordt
Contactpersonen van de stille
modus uitsluiten
U kunt uitzonderingen voor de stille modus
instellen, zodat u nog steeds meldingen krijgt
van belangrijke oproepen terwijl de stille
modus is ingeschakeld (zie 'Uitzondering
stille modus' op pagina 25). U kunt dit doen
door of bepaalde bellers van de stille modus
uit te sluiten of door in te stellen na hoeveel
keer overgaan de beltoon toch klinkt, zodat
aanhoudende bellers er wel doorheen komen.
1
Selecteer [Menu] >
2
Selecteer [Uitzondering] en kies dan uit
de volgende opties:
•
Selecteer [Aan/uit] > [Aan] om de
stille modus te activeren of [Uit] om
deze te deactiveren. Druk vervolgens
op [OK] om te bevestigen.
Selecteer [Uitgesl. bell.] om een lijst
•
van contactpersonen weer te geven
die van de stille modus zijn uitgesloten.
Selecteer [Optie] > [Wissen] om
een contactpersoon van de lijst te
verwijderen.
•
Selecteer [Toon vertra.] en selecteer
een optie.
3
Druk op [OK] om te bevestigen.
» De instelling wordt opgeslagen.
Opmerking
•
Als [Uitzondering] is ingesteld op [Aan] en de optie
[Toon vertra.] is geselecteerd, gaat de handset pas over
nadat de duur van de geselecteerde beltoonvertraging
is bereikt.
•
Wanneer u [Stille modus] en [Uitzondering] hebt
ingesteld op [Aan], kunt u bepaalde contactpersonen
van de stille modus uitsluiten via
(dat wil zeggen dat de beltoon nog steeds zal klinken bij
oproepen van deze contactpersonen).
.
> [Stille modus]