Gebruik
4
Gebruik van de monitorarmen
Fig. 22:
Stabiliteit/drift
Fig. 23:
Inspecties lippen
Fig. 24:
Inspecties kappen
Fig. 25:
Positiebehoud veerarm
30 / 48
Stabiliteit/drift van de apparatuur
1. Met de apparatuur meerdere bewegingen
uitvoeren, om de ophangarmen, de veer-
armen en de monitorarm te doen draaien.
Ø De volledige apparatuur moet gemak-
kelijk en zonder schokken kunnen wor-
den verplaatst.
2. De apparatuur in meerdere posities plaatsen.
Ø De volledige apparatuur moet zonder
drift in de vooraf gekozen positie kun-
nen worden gehandhaafd.
3. Bij afwijkingen, contact opnemen met de
technische dienst.
Lippen van de veerarmen
1. Controleren of de lippen van de veerar-
men goed in hun behuizing zitten.
2. Bij afwijkingen, contact opnemen met de
technische dienst.
Kappen
1. Controleren of de kappen van de veerar-
men goed geplaatst en in goede staat zijn
2. Controleren of de kappen van de ophan-
ging, met inbegrip van die onder de cen-
trale as, goed geplaatst en in goede staat
zijn.
3. Bij afwijkingen, contact opnemen met de
technische dienst.
Positiebehoud van de veerarm
1. De veerarm in de onderste aanslag plaat-
sen, vervolgens horizontaal en ten slotte in
de bovenste aanslag.
2. Controleren of de veerarm zijn positie be-
houdt in alle standen.
3. Bij afwijkingen, contact opnemen met de
technische dienst.
Maquet Equipment
IFU 01821 NL 12