Bediening van de asvergrendeling - Wanneer de schakelaar voor de asvergrendeling
(22) is geactiveerd, kan de asvergrendeling met de joystick (2) worden bediend. Houd er
rekening mee dat de werking van het asslot niet mogelijk is, tenzij de lift in de transport
positie is opgeborgen. Als de joystick achteruit wordt bewogen, is de as vergrendeld. Als
de joystick voorwaarts wordt bewogen, wordt de asvergrendeling uitgeschakeld.
Bediening van de steun poten
Nadat keuze schakelaar (7) voor steunpoten is ingeschakelt, schakelt men beide
joysticks over van bediening lift naar bediening steunpoten. Opmerking: het is niet
mogelijk de steunpoten te bediening als de lift niet in de transport positie is.
Met behulp van de rechter joystick (2) wanneer de steunpoot schakelaar is geactiveerd,
kan men de steunpoten omhoog of omlaag bewegen. Het is mogelijk om de stempels
individueel of meer dan één tegelijkertijd te bedienen. Als de linker joystick direct
voorwaarts of achterwaarts wordt bewogen, worden de beide voorste steunpoten
respectievelijk beide achterste steunpoten geselecteerd.
Als de joystick (1) in de neutrale positie staat, zijn alle steunpoten geselecteerd en kunnen
tegelijkertijd, omhoog of omlaag worden bediend.
De LED (16) geeft de status van de steunpoten aan. (LED knippert = de steunpoot is
tussen transport,- en werkpositie, LED aan - de steunpoot is in werk positie.
Vlakstellen van de korf
Als de keuze knop korfnivellering/roteren (7) is geactiveerd kan de korf worden
genivelleerd of getipt door middel van de joystick (1) in de juiste richting te bewegen, dit
om bijvoorbeeld de korf te kunnen reiningen of bij een reddings actie. Deze funktie is
actief zolang knop 7 is geactiveerd.
Als de joystick (1) zijwaarts wordt bewogen, draait het platform van de middenlijn van de
lift. Dit is alleen mogelijk als de lift is uitgerust met de optionele platform rotator.
MOTOR START/STOP – Start en stop van de motor van het voertuig gebeurt met
schakelaar 8/9 in het bovenste bedieningspaneel. De PTO of riem aandrijving en het
ontstekingsschakeling van het voertuig moeten ingeschakeld zijn en de parkeerrem moet
geactiveerd zijn voordat het mogelijk is om de motor van de bovenste bedieningen te
starten.
Starten van de motor vanaf het bovenste bedieningspaneel
Druk schakelaar (8) voor het starten van de motor omhoog totdat de motor start. Laat
daarnaar de schakelaar los zodat deze automatisch terug naar de neutrale stand gaat.
Stoppen van de motor vanaf het bovenste bedieningspaneel
Druk de motor stopknop (9) neer om de motor te stoppen. Dit schakelt de onsteking uit
waardoor de motor gelijk stopt. Het is niet noodzakelijk om deze knop naar beneden
gedrukt te houden totdat de motor stopt.
4-6-4