Faxen
3
Klik op Fax > Fax Instellingen > Instellingen altijd weergeven vóór het faxen. Voer vervolgens het nummer
van de ontvanger in.
Configureer zo nodig de andere faxinstellingen.
4
Verzend de fax.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open het gewenste document en klik op Archief > Druk af.
Selecteer de printer met - Fax achter de naam.
2
3
Voer in het veld Aan het nummer van de ontvanger in.
Configureer zo nodig de andere faxinstellingen.
4
Verzend de fax.
Een fax plannen
Opmerking: Controleer of de fax is geconfigureerd. Zie
informatie.
1
Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de glasplaat.
2
Tik in het startscherm op Fax > Aan > voer het faxnummer in > Gereed,
3
Tik op Verzendtijdstip, configureer de datum en tijd, en selecteer vervolgens Gereed.
4
Verzend de fax.
Een snelkoppeling voor een faxbestemming maken
Opmerking: Controleer of de fax is geconfigureerd. Zie
informatie.
1
Tik vanuit het startscherm op Faxen > Naar.
2
Voer het faxnummer van de ontvanger in en tik op OK.
3
Tik op
.
4
Snelkoppeling maken
De faxresolutie wijzigen
Opmerking: Controleer of de fax is geconfigureerd. Zie
informatie.
1
Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de glasplaat.
2
Tik vanuit het startscherm op Fax en voer de benodigde informatie in.
3
Tik op Resolutie en pas de instelling aan.
4
Verzend de fax.
'Printer instellen voor faxen' op pagina 24
'Printer instellen voor faxen' op pagina 24
'Printer instellen voor faxen' op pagina 24
69
voor meer
voor meer
voor meer