Inhoudsopgave
Advertenties
Een overzicht van de zones die zijn gekoppeld aan de sensornamen, wordt weergegeven in
de onderstaande tabel:
Om de temperatuur in een bepaalde zone te kalibreren, zoekt u de corresponderende
sensornaam op en past u deze aan volgens een meting die is uitgevoerd met een zeer
nauwkeurige thermometer.
Temperatuurkalibratie wordt gedaan door de Tx aan te passen (waarbij x het
sensornummer is) volgens een meting die ter plaatse is uitgevoerd die relevant is
voor de plaatsing van de schaal.
Geef na het aanpassen van de temperatuur ten minste 15 minuten de tijd om de
temperatuur te stabiliseren, gebruik de thermometer om de juiste temperatuur op
elke zone te controleren.
Wees voorzichtig bij het wijzigen van de kalibratie-instellingen – zorg ervoor dat alleen de
gewijzigde waarde overeenkomt met waar de meting is gedaan. Geef het systeem de tijd om
zich aan te passen.
Er is geen cross-over verwarming tussen de 6 compartimenten: dit is een uniek
kenmerk van de MIRI
het deksel heeft echter invloed op de bodemtemperatuur in een compartiment. De
delta-T moet altijd 0,2 °C zijn. Dus als de bodemtemperatuur 37,0 °C is, moet het
deksel 37,2 °C zijn.
Opmerking: hoe u de temperatuur in de T1-zone kunt kalibreren, kunt u vinden in de sectie
13.4.1 van deze handleiding.
"T1" wordt gebruikt om de bodemtemperatuur van compartiment 1 aan te
passen. "T7" wordt gebruikt om de temperatuur op het deksel in hetzelfde
compartiment aan te passen. Onthoud dat de delta-T tussen de boven- en onderkant
altijd 0,2 °C moet zijn.
MIRI
IVF incubatoren met meerdere kamers gebruikershandleiding rev. 5.0
®
Tabel 17.1 Zones die zijn gekoppeld aan sensoren
Zone
Compartiment 1
Compartiment 2
Compartiment 3
Compartiment 4
Compartiment 5
Compartiment 6
IVF incubatoren met meerder kamers. De temperatuur van
®
Bodem
Deksel
T1
T7
T2
T8
T3
T9
T4
T10
T5
T11
T6
T12
43
Advertenties
Inhoudsopgave
